Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is op 16 of op 19 augustus 2002 bij verweerster als bakker in dienst getreden. Op de arbeidsovereenkomst met werknemer is een proeftijd van twee maanden van toepassing. Het hof heeft bewezen geacht dat in de week eindigend op 12 oktober de werkgever aan werknemer te kennen heeft gegeven dat hij in zijn proeftijd zal ontslaan. Voorts is ook bewezen dat werknemer na 12 oktober niet op het werk is verschenen. Het hof heeft de vordering tot loondoorbetaling afgewezen. Centraal staat de vraag of werknemer op rechtsgeldige wijze tijdens de proeftijd is ontslagen.

Volgens werknemer heeft het hof miskend dat een ontslag een rechtshandeling is, welke een wilsverklaring vereist door de werkgever, die de werknemer moet bereiken. De mededeling van de werkgever dat de werknemer ontslagen zal worden is niet het ontslag zelf maar alleen maar een voornemen tot ontslag dat nadien gegeven moet worden en waarop kan worden teruggekomen. Indien het hof dit niet miskend heeft, is volgens de werknemer de uitleg van het hof van de verklaring van de werkgever dat de arbeidsovereenkomst beƫindigd zal worden tijdens de proeftijd onbegrijpelijk, aangezien het hof deze kennelijk heeft uitgelegd als het tijdens de proeftijd gegeven ontslag. Voorts meent de werknemer dat wanneer een werkgever geconfronteerd wordt met een afwezige werknemer (hetgeen zo was in de visie van werknemer) het aan de werkgever is om ervoor te zorgen dat het dienstverband zonodig op andere wijze dan mondeling tijdig wordt beƫindigd HR 27 oktober 1995, NJ 1996, 254 (De Haan/De Box Fashion).

De AG Timmerman concludeert tot verwerping van beroep. Allereerst omdat werknemer om cassatietechnische redenen geen belang heeft bij het beroep in cassatie. Daarnaast missen de grieven feitelijke grondslag. Volgens de AG heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd opgezegd door in de week van 12 oktober 2002 werknemer te informeren dat hij de arbeidsovereenkomst zal opzeggen tijdens de proeftijd.

De Hoge Raad overweegt dat de in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Volgt verwerping van het beroep in cassatie.