Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is werkzaam voor Hunter Douglas en houdt zich bezig met Oil Coating van aluminiumstrips. In zijn functie werkt hij voortdured met verf, oplosmiddelen en verfmachines. Op enig moment raakt hij arbeidsongeschikt. De werknemer stelt Hunter Douglas aansprakelijk voor de schade. In eerste aanleg wordt de vordering van werknemer toegewezen. Tegen dit oordeel komt Hunter Douglas in hoger beroep.

Hunter Douglas heeft allereerst betwist dat werknemer lijdt aan een Organisach Psycho Syndroom (OPS). Hunter Douglas stelt daarbij dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van OPS niet alleen de klachten in beeld moeten worden gebracht, nu die klachten het gevolg kunnen zijn van andere ziektebeelden, maar dat daarbij ook aan de orde moet komen in hoeverre sprake is geweest van blootstelling aan organsiche middelen en neurotoxische stoffen en wat de hoogte en de duur van die blootstelling was. Uitgangspunt is dat patiƫnten ten minste vijf jaren moeten zijn blootgesteld aan een hoge hoeveelheid neurotoxische stoffen (boven de MAC-waarde), wil er gesproken kunnen worden van OPS. Deze periode kan alleen korter zijn als sprake is geweest van een extreem hoge blootstelling. Uit de op de afdeling Coil Coating uitgevoerde metingen blijkt dat de aldaar gemeten concentraties, de OPS-achtige verschijnselen van werknemer niet kunnen verklaren. De gemeten blootstelling was te laag om schadelijk te zijn voor de gezondheid. Voorts is in wetenschappelijk onderzoek nimmer een verband aangetoond tussen piekblootstelling en OPS, aldus Hunter Douglas. Het hof oordeelt dat deels uit onbetwiste stellingen van de werknemer en deels uit rapporten van derden blijkt dat aannemelijk is dat werknemer aan organische middelen is blootgesteld welke kunnen leiden tot OPS.

Nu het causaal verband tussen de schade en de werkzaamheden is vastgesteld moet worden beoordeeld of Hunter Douglas zijn zorgplicht is nagekomen. Het hof is van oordeel dat Hunter Douglas niet (de redelijkerwijs noodzakelijke) veiligheidsmaatregelen heeft getroffen. Van Hunter Douglas mocht worden verwacht dat het niet alleen door technische maatregelen (afzuiging, paintmasters) de verspreiding van schadelijke gassen tegengaan, maar ook mochten organisatorische maatregelen worden verwacht, zoals voorlichting over risico's, een zindelijke werkwijze (zonder onnodig morsen van verf en zonder op (te) ruime schaal gebruik te maken van oplosmiddel bij het verwijderen van gemorste verf) en het gebruik van beschermingsmiddelen. Voorts had van Hunter Douglas mogen worden verwacht dat zij, waar nodig, toezicht had gehouden op het gebruik van (de juiste) beschermingsmiddelen, zeker naar aanleiding van het advies van RBDG van juni 1997 (r.o. 2.7). Het enkel - vrijblijvend - ter beschikking stellen van maskers voldoet daartoe niet. Dat dergelijke maatregelen zijn genomen is door Hunter Douglas gesteld noch gebleken.

Volgt afwijzing van de vorderingen in hoger beroep.