Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Het hof is van oordeel dat het standpunt van appellant, dat erop neer komt dat de door geïntimeerde verkregen, maar niet-genoten roostervrije dagen reeds zijn vergolden, moet worden verworpen. appellant doet voor zijn standpunt een beroep op de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daaruit volgt echter, dat geïntimeerde naast het overeengekomen salaris een aanspraak heeft op 13 roostervrije dagen per jaar. Bedoelde dagen zijn naar hun aard te verstaan - en naar het oordeel van het hof door appellant redelijkerwijs ook niet anders op te vatten dan - als dagen die rekenkundig deel uitmaken van de overeengekomen arbeidstijd. Nu geïntimeerde die dagen niet heeft genoten, kan hij alsnog op vergelding ervan aanspraak maken.