Rechtspraak
Werkgever komt op tegen de door de kantonrechter toegepaste bewijslastverdeling en tegen de verstrekte bewijsopdracht inzake werkgeversaansprakelijkheid voor beroepsziekten. De kantonrechter heeft na te hebben overwogen dat werknemer aannemelijk heeft gemaakt dat hij lijdt aan klachten die door de blootstelling veroorzaakt (kunnen) zijn, overwogen dat werkgever zal dienen te bewijzen dat zij zich aan haar zorgplicht heeft gehouden. Tevens heeft hij overwogen, dat hij om proceseconomische redenen nog geen bewijsopdracht op het gebied van de zorgplicht zal formuleren, maar dat het beter lijkt eerst de causaliteitsvraag af te doen. In het kader van die vraag heeft hij werkgever opgedragen te bewijzen dat de ziekte of gezondheidsklachten van werknemer naar alle waarschijnlijkheid en in overwegende mate door andere factoren worden veroorzaakt dan door het werken met gevaarlijke stoffen.
De tegen dit oordeel gerichte grieven slagen. Uit de door de Hoge Raad in het arrest van 23 juni 2006 (NJ 2006, 354) gegeven regels omtrent de bewijslastverdeling bij - kort gezegd - OPS-zaken, volgt dat stelplicht en bewijslast omtrent het causaal verband op de werknemer rusten. Van een omkering van de bewijslast betreffende het causale verband, zoals die de facto door de kantonrechter wordt toegepast, is geen sprake. Wanneer de werknemer het bestaan van de klachten en de blootstelling heeft aangetoond en aannemelijk heeft gemaakt dat de klachten door de blootstelling veroorzaakt kunnen zijn, rust vervolgens op de werkgever de verplichting aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter heeft dat ook, terecht, overwogen. Wanneer de werkgever daarin niet slaagt, staat het causale verband, waarvan op de werknemer de bewijslast rust, vast behoudens door de werkgever te leveren tegenbewijs.
Omdat het antwoord op de vraag of de werkgever zijn zorgplicht is nagekomen van belang is voor het antwoord op de vraag of de werknemer het causale verband bewezen heeft, kan eerstbedoelde vraag niet (al dan niet om proceseconomische redenen) pas beantwoord worden nadat beslist is over het causale verband. Bovendien leidt een schending van de zorgplicht niet tot een omkering van de bewijslast betreffende het causale verband, maar tot de conclusie dat het bewijs van het bestaan van causaal verband geleverd is, behoudens door de werkgever te leveren tegenbewijs. De door de kantonrechter gegeven bewijsopdracht kan dan ook niet in stand blijven. Eerst dient te worden vastgesteld of werknemer aan haar zorgplicht heeft voldaan - terzake heeft [appellant] overigens slechts aangevoerd dat op haar een beperkte zorgplicht rustte, zonder aan te geven welke concrete maatregelen zij getroffen heeft, terwijl zij ook geen gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan -, bij gebreke waarvan het causale verband tussen de blootstelling en de in 1999 bestaande en nadien voortdurende gezondheidsklachten van werkgever vaststaat, behoudens door werknemer te leveren tegenbewijs.
Volgt terugverwijzing naar kantonrechter.