Rechtspraak
Het UWV stelt zich op het standpunt dat geïntimeerde (mede-)aansprakelijk is voor de schade, die is ontstaan als gevolg van de omstandigheid dat haar echtgenoot (eigenaar van verschillende ondernemingen) geen premies sociale verzekeringen heeft afgedragen, althans dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor betaling van de hiervoor bedoelde premies. Het UWV heeft uit dien hoofde op respectievelijk 8 juli 2005 en 11 juli 2005 verlof gevraagd en gekregen om conservatoir beslag te mogen leggen op de op naam van geïntimeerde staande woning alsmede op een tweetal aan haar toebehorende auto's. Het UWV heeft tevens - desgevraagd - verlof gekregen om de auto's in gerechtelijke bewaring te geven. Geïntimeerde heeft bij de inleidende dagvaarding gevorderd dat het beslag op de woning wordt opgeheven en dat de verkoopopbrengst van de auto's - te vermeerderen met de daarop gevallen wettelijke rente - aan haar wordt betaald.
Het hof overweegt dat ook indien er - geheel veronderstellenderwijs - van wordt uitgegaan dat geïntimeerde over de door het UWV bedoelde (geobjectiveerde) wetenschap van de door betrokkene - haar echtgenoot - gepleegde fraude beschikte, het UWV daarmee niet op toereikende wijze feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan geoordeeld kan worden dat geïntimeerde onrechtmatig jegens het UWV heeft gehandeld. Het enkele weten of behoren te weten dat (mogelijk) wordt gefraudeerd en het vervolgens niet handelen daartegen kan in de gegeven omstandigheden van het geval, daarbij mede gelet op de huwelijksrelatie, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Bekrachtiging vonnis waarvan beroep.