Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer stelt dat de kantonrechter zulke fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. In zijn toelichting voert hij aan dat de kantonrechter onmiskenbaar en zonder voorbehoud ter zitting een beslissing ten principale heeft gegeven in de ontbindingsprocedure, door te overwegen dat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag. Zonder partijen daarvan op de hoogte te stellen, hetgeen hij wel had behoren te doen, is de kantonrechter vervolgens van zijn eerdere beslissing afgeweken door in zijn beschikking van 5 februari 2008 alsnog een dringende reden aan de ontbinding ten grondslag te leggen. Ook heeft de kantonrechter volgens werknemer het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door geen acht te slaan op wat door werknemer ter zitting naar voren is gebracht omtrent (het overleggen van) de litigieuze producties.

Het hof oordeelt anders. De volgens beide partijen door de kantonrechter gemaakte opmerking dat Holthuijzen (werkgever) rekening moest houden met (cursivering hof) een vergoeding is reeds gelet op haar bewoordingen niet als een definitief oordeel daaromtrent te beschouwen en moet overigens gezien worden in het licht van de vrijheid die de rechter heeft om partijen te bewegen om tot een vergelijk te komen. De kantonrechter heeft de hoogte van een dergelijke vergoeding ook niet genoemd, laat staan vastgesteld.

Het verwijt van werknemer dat de kantonrechter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden snijdt evenmin hout. Vast staat immers - het blijkt ook uit het procesverbaal van de zitting in eerste aanleg - dat de door werknemer bij zijn verweerschrift overgelegde producties 1, 3 en 5 en de daarop namens Holthuijzen aan de kantonrechter gerichte fax van 7 januari 2007, waarin deze een beroep heeft gedaan op de onrechtmatige verkrijging daarvan, onderwerp van debat tussen partijen ter zitting zijn geweest; Holthuijzen heeft deze feiten met zoveel woorden nader als grondslag van de door hem gestelde dringende reden aangevoerd, waartegen werknemer verweer heeft kunnen voeren en ook heeft gevoerd. Dat de kantonrechter geen nader feitenonderzoek heeft verricht stemt overeen met de aard van de ontbindingsprocedure, nu deze een eenvoudige, op een spoedige beslissing gerichte verzoekprocedure is, waarin de rechter beslist zonder aan de wettelijke bewijsregels gebonden te zijn. In beginsel kan zonder het houden van getuigenverhoren op het verzoek worden beslist (HR 22 november 1996, NJ 1997,205).