Rechtspraak
Vooropgesteld dient te worden dat bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking dienen te worden genomen. In casu heeft Stator als dringende reden gesteld dat [geïntimeerde] tot driemaal toe heeft geweigerd werkzaamheden uit te voeren, volgend op een eerdere bedreiging van de directeur van Stator eerder die dag. De stelplicht van de aanwezigheid van een dergelijke reden, alsmede de bewijslast, rust op Stator als werkgever. De door de werkgever in de brief gestelde redenen verwijzen naar artikel 7:678 lid 2 onder e en onder j BW. Onder e wordt onder meer als dringende reden omschreven wanneer de werknemer de werkgever op ernstige wijze bedreigt. Onder j. wordt als een zodanige reden aangegeven de situatie waarin de werknemer hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt. Het hof is van oordeel dat de door Stator gestelde en door [geïntimeerde] betwiste bedreiging van [betrokkene] door [geïntimeerde], als die al zou worden bewezen, op zich niet een zodanige ernstige bedreiging vormt, dat gesproken kan worden van een situatie als bedoeld in art. 7:678 lid 2 onder e BW. De opmerking dat iemand buiten (het bedrijf) niets voorstelt en hij daarom op zijn tellen moet passen, acht het hof naar objectieve maatstaven niet een ernstige bedreiging. Het verzoek van Stator om na een op non-actiefstelling het werk over te dragen en weg te gaan is als een redelijke opdracht te beschouwen. De vraag is of [geïntimeerde] door niet direct gehoor te geven aan die opdracht, gehandeld heeft als in art. 7:678 lid 2 onder j BW bedoeld. Op grond van alle voorgaande overwegingen acht het hof de “weigeringen” van [geïntimeerde] niet van dien aard, dat deze de ingrijpende maatregel van ontslag op staande voet rechtvaardigen.