Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Partijen verschillen van mening over de datum van beëindiging van de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst. In ieder geval staat vast dat appellant bij brief van 22 november 2005 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Werkgever heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat appellant reeds op de aandeelhoudersvergadering van 23 maart 2005 het dienstverband heeft beëindigd en sindsdien ook feitelijk geen werkzaamheden voor werkgever heeft verricht. Dat verweer wordt verworpen. Uit de notulen van de aandeelhoudersvergadering van 23 maart 2005 blijkt niet meer dan dat appellant heeft aangekondigd de dienstbetrekking te beëindigen zodra aan bepaalde voorwaarden zou zijn voldaan (“as soon as all the abovementioned resolutions are in effect”). Van een ondubbelzinnige opzegging van de arbeidsovereenkomst per 23 maart 2005 getuigt dit niet en werkgever mocht er ook niet zonder meer vanuit gaan dat [appellant] daarmee reeds per 23 maart 2005 de arbeidsovereenkomst had opgezegd. Andere feiten waaruit zou dienen te worden geconcludeerd dat appellant de arbeidsovereenkomst reeds per 23 maart 2005 heeft opgezegd, zijn niet gebleken. Loonvordering wordt toegewezen.