Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

In de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een jaar met werknemer staat opgenomen dat hij geen aanspraak maakt op de in het arbeidsreglement opgenomen 13e maand. Werknemer vordert betaling van deze 13e maand. Hij stelt daartoe dat DigiNotar in strijd met het verbod van artikel 7:649 lid 1 BW, onderscheid naar tijdelijkheid van de arbeidsovereenkomst heeft gemaakt, door eiseres, die krachtens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij gedaagde in dienst was, niet voor een dertiende maand in aanmerking te laten komen. DigiNotar heeft gemotiveerd betwist dat toekenning van de 13e maand afhankelijk is van de duur van de arbeidsovereenkomst. Werknemer heeft als reactie daarop betoogd dat DigiNotar erkent dat zij een onderscheid maakt in de zin van artikel 7:649 lid 1 BW, maar dat zij meent dat dit onderscheid gerechtvaardigd is.

De kantonrechter volgt oordeelt als volgt. DigiNotar heeft als primair verweer aangevoerd dat niet de duur van het dienstverband doorslag gevend, maar dat kennis en vaardigheden van de werknemer bepalen of deze recht heeft op een 13e maand. Hij heeft ter onderbouwing van dit verweer twee arbeidsovereenkomsten overgelegd. Het had op de weg van werknemer gelegen om bij conclusie van repliek haar stelling dat sprake is van een onderscheid in de zin van artikel 7:649 lid 1 BW, nader concreet te onderbouwen. In plaats daarvan heeft werknemer, met voorbijgaan aan het primaire verweer, uitgebreid beargumenteerd waarom zijns inziens geen sprake is van een gerechtvaardigd onderscheid. Werknemer heeft daarmee miskend dat eerst dient te komen vast te staan dát er sprake is van ongelijke behandeling, alvorens de vraag naar een mogelijke objectieve rechtvaardigingsgrond daarvan aan de orde kan komen.

Dit brengt mee dat bij gebreke van concrete onderbouwing de grondslag aan de vordering van werknemer komt te ontvallen. De kantonrechter wijst de vordering af.