Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Eiser vordert (in kort geding) wedertewerkstelling en loon. Volgens gedaagde heeft eiser, na een incident op het werk waarbij eiser met een pistool is bedreigt, mondeling ontslag genomen. Eiser stelt geen ontslag te hebben genomen dan wel dat hij, wanneer hij wel zou hebben gezegd dat hij ontslag nam, daaraan niet kan worden gehouden.

De kantonrechter overweegt dat voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst door de werknemer is vereist, dat er een ondubbelzinnige en duidelijke wilsuiting is, gericht op definitieve beëindiging van het dienstverband. De bedoeling daartoe mag in situaties waarin de emoties hoog oplopen, niet te snel worden aangenomen. Uit deze regels volgt echter slechts dat een verklaring niet snel als ontslagname mag worden uitgelegd wanneer deze nog op meerdere manieren kan worden geïnterpreteerd en de werknemer niet daadwerkelijk ontslag wenste te nemen. Er is echter wel sprake van een rechtsgeldige ontslagname of ontslagaanvraag indien eiser op 31 mei 2008 daadwerkelijk ontslag wilde nemen en dat duidelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard, dan wel wanneer gedaagde er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat die wil bij eiser aanwezig was.

De kantonrechter is van oordeel dat aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan, dat eiser duidelijk en ondubbelzinnig aan gedaagde heeft verklaard dat hij ontslag nam, en wel op een zodanige manier dat gedaagde er - ook gezien de verdere omstandigheden - gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat eiser dat daadwerkelijk wilde. Gedaagde heeft immers gesteld dat eiser die dag letterlijk heeft gezegd dat hij er mee stopte en dat hij zijn ontslag indiende, terwijl eiser niet emotioneel was. Gedaagde stelt voorts dat hij eiser nog gewezen is op de opzegtermijn van een maand, maar dat eiser daarop uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij die niet in acht wilde nemen.

De kantonrechter overweegt dat, indien hetgeen gedaagde stelt juist is, naar haar oordeel - ook gezien de verdere omstandigheden - wel sprake is geweest van een rechtsgeldige ontslagname dan wel ontslagaanvraag van eiser. Immers, de verklaringen die eiser volgens gedaagde heeft gedaan waren duidelijk en ondubbelzinnig. Aannemelijk is dat die verklaringen bij gedaagde het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat eiser de beëindiging van het dienstverband wenste. Dat geldt temeer nu eiser niet heeft betwist dat hij al langer plannen had de arbeidsovereenkomst te beëindigen en heeft erkend dat hij zijn privébezittingen heeft meegenomen toen hij de winkelruimte op 31 mei 2008 verliet. De vordering wordt afgewezen.