Rechtspraak
De functie van werkneemster is na reorganisatie vervallen. De werkgever heeft met toestemming van de CWI de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd. De opzegging is met een beroep op het opzegverbod tijdens ziekte vernietigd. De werkgever verzoekt thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder verwijzing naar de stukken die aan de CWI aanvraag ten grondslag hebben gelegen.
De kantonrechter overweegt het volgende. Ingevolge artikel 278 lid 1 Rv dient het verzoekschrift een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het verzoek berust, te vermelden. Met de enkele verwijzing naar de in de CWI procedure overgelegde stukken, heeft werkgever niet voldaan aan deze verplichting. Met [verweerster] is de kantonrechter van oordeel dat het verzoekschrift zodanig summier is dat daaruit, zonder nadere onderbouwing, niet kan worden opgemaakt wat de gronden zijn waarop het verzoek berust. Dit kan er echter naar het oordeel van de kantonrechter niet toe leiden dat werkgever niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu uit hetgeen verweerster in het verweerschrift heeft aangevoerd voldoende is gebleken dat verweerster niet in haar verdediging is geschaad.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van het opzegverbod tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 BW. Feiten en omstandigheden waarin de stelling van werkgever dat het verzoek louter zijn grondslag vindt in omstandigheden van bedrijfseconomische aard die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen, zijn niet gebleken.
Het voorgaande in aanmerking nemende komt de kantonrechter tot de conclusie dat sprake is van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.