Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Eiser, geboren op 23 september 1950, kon tot 1 januari 2006 nog gebruik maken van de FPU. Eiser stelt dat de heer P&O medewerker van de afdeling Personeelszaken van de gemeente Den Haag op 22 september 2005 ten behoeve van eiser telefonisch een verzoek heeft gedaan voor het uitbrengen van een FPU-offerte met als ingangsdatum 1 december 2005, voor één dag per week. Eiser wilde vier dagen per week blijven werken voor de gemeente Den Haag (verder: de gemeente). Bij brief van 19 oktober 2005 heeft het ABP, het VUT-fonds vertegenwoordigend, aan [eiser] bericht dat hij gelet op zijn leeftijd niet meer in aanmerking komt voor een FPU. Pas medio 2006 verneemt eiser via een collega dat de informatie in voornoemde brief onjuist was. Zijn hernieuwde aanvraag medio 20 september 2006 wordt afgewezen.

Volgens eiser had op 22 september 2005 een offerte moeten worden uitgebracht en is daarom alsnog sprake van een overeenkomst. Mocht dit laatste niet het geval zijn dan heeft het VUT-fonds onrechtmatig gehandeld en vordert hij schadevergoeding.

De kantonrechter wijst de vorderingen af. Ingevolge artikel 24 lid 1van het FPU-reglement dient degene die bezwaar heeft tegen een beslissing alvorens dit bezwaar voor te leggen aan de bevoegde rechter de in deze bepaling geregelde procedure te volgen. Op grond van het tweede lid dienen bezwaren schriftelijk kenbaar gemaakt te worden aan het bestuur van het VUT-fonds. Tegen de beslissing op bezwaar kan op grond van het derde lid beroep worden ingesteld bij de Commissie van Beroep van het VUT-fonds. Voor zover het beroep zich aldus richt tegen de beslissing van de Commissie van Beroep van 28 augustus 2007 die het bestreden besluit van het bestuur van het VUT-fonds van 12 december 2006 heeft bevestigd, dient dit beroep te worden verworpen. De aanvraag van eiser van 20 september 2006 kon immers niet meer gehonoreerd worden omdat met ingang van 1 januari 2006 de mogelijkheid voor medewerkers geboren na 1949 om gebruik te maken van de FPU is komen te vervallen. Met ingang van laatstgenoemde datum is de FPU-regeling voor de desbetreffende medewerkers immers vervangen door een versterkt ouderdomspensioen. Daarbij komt dat eiser in volledige betrekking werkzaam is gebleven en het dus onmogelijk was om hem, gelet op de omstandigheden van het geval, met terugwerkende kracht alsnog voor de FPU in aanmerking te laten komen.

Dit neemt niet weg de het VUT-fonds onrechtmatig kan hebben gehandeld. Eiser heeft echter geen vermogensschade gelden, althans niet aangetoond.