Rechtspraak
In de tussenvonnissen van 8 maart 2007 en 10 mei 2007 is aan eiseres bewijs opgedragen van haar stelling dat er een causaal verband bestaat tussen de klachten aan haar rechterarm en -schouder enerzijds en de werkzaamheden die zij heeft verricht bij gedaagde anderzijds. Eiseres heeft als risicofactoren voor het ontstaan van haar RSI-klachten aangevoerd:
- repeterende werkzaamheden in de vorm van beeldschermwerk gedurende meer dan 4 tot 6 uur per dag, in dezelfde houding;
- ongunstige werkhouding / tekortschietend werkmeubilair;
- (spier)belastende luchtbehandeling (tocht en slechte ventilatie;
- werkdruk;
- stress door het ontbreken van steun van leidinggevenden.
Op grond van de bewijslevering door eiseres is vast komen te staan dat eiseres maximaal gemiddeld vijf uur per dag, gedurende drie dagen per week niet-intensief beeldschermwerk verrichtte en dat eiseres tot op zekere hoogte vrij was om haar werkzaamheden zelf in te delen. Op grond hiervan wordt geoordeeld dat ten aanzien van de werkzaamheden van eiseres bij gedaagde geen sprake was van repeterende werkzaamheden die een risicofactor kunnen vormen voor het ontwikkelen van RSI-klachten. Voorts is gebleken dat eiseres op haar werkplek beschikte over meubilair dat individueel in te stellen was en ook daadwerkelijk individueel is ingesteld, door een ergonoom. Dat sprake was van (te) hoge werkdruk en/of een gebrek aan steun door leidinggevenden wordt niet bewezen geacht.
Eiseres heeft de aanwezigheid van twee risicofactoren voor het ontstaan van RSI-klachten wel aangetoond, te weten het werken met een gebogen nek alsmede de aanwezigheid van een koude luchtstroom. Ervan uitgaande dat de klachten van eiseres door deze factoren zijn ontstaan, is geoordeeld dat gedaagde haar zorgplicht jegens eiseres op deze punten is nagekomen. Dit leidt ertoe dat gedaagde niet aansprakelijk kan worden geacht voor schade die eiseres heeft geleden en nog lijdt door de klachten aan haar rechterarm en -schouder.