Rechtspraak
Na een reeks van gebeurtenissen wordt predikant van zijn ambt afgezet. Als argumenten worden financieel wanbeleid, persoonlijke omstandigheden en grote schade aan de Gereformeerde Kerk ten grondslag gelegd. De predikant heeft een vordering uit hoofde van kennelijk onredelijke opzegging ingesteld tegen de classis van Zeewolde. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de predikant een vergoeding toegekend wegens kennelijk onredelijke opzegging alsmede wegens schadeplichtige opzegging (te korte opzegtermijn). Tegen dit oordeel komt de Classis Amersfoort in hoger beroep.
In tegenstelling tot appellanten meent het hof dat de burgerlijke rechter bevoegd is kennis te nemen van de vordering van de predikant. De scheiding van kerk en staat brengt niet met zich dat individuen geen toegang tot de rechter zouden hebben. Dit zou in strijd zijn met artikel 112 Grondwet alsook artikel 6 EVRM.
Vervolgens is de vraag aan de orde of predikant ontvankelijk is in zijn vordering. Volgens de classis dient de predikant de kerkelijke rechtsgang te volgen. Het hof overweegt dat ingevolge artikel 17 van de Grondwet niemand tegen zijn wil kan worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent. Artikel 112, lid 1 van de Grondwet bepaalt dat de berechting van geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen aan de rechterlijke macht is opgedragen. Op deze beginselen zijn echter uitzonderingen mogelijk, bij wet of overeenkomst. Ingevolge artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek, worden kerkgenootschappen geregeerd door hun eigen statuut voor zover dit niet in strijd is met de wet. De CGK Zeewolde is een kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 lid 1 BW. Hetzelfde geldt voor de classis. Beide, en ook hun leden, zijn gebonden aan het statuut waar het kwesties betreft tussen de kerk en haar leden die door het statuut worden geregeld. Dit statuut is hier de Kerkorde , aangevuld door “In Orde”, handleiding en toelichting bij de kerkelijke rechtspraak. Wanneer de geschilbeslechting is opgedragen aan de kerkelijke rechter, dienen de partijen bij een geschil dat zowel kerkrechtelijke als civielrechtelijke aspecten heeft in beginsel deze rechtsgang te volgen. Indien zij niet eerst deze rechtsgang volgen, zijn zij in hun vordering bij de burgerlijke rechter in beginsel niet ontvankelijk. Dat is echter anders wanneer zwaarwegende omstandigheden maken dat dit in redelijkheid niet van de rechtzoekende gevergd kan worden. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat het statuut voor het betreffende geschil geen voorschriften bevat, of indien de kerkelijke rechtsgang niet voldoet aan fundamentele beginselen van procesrecht.
Het hof gelast een comparitie van partijen om nadere informatie te verschaffen over vermeende schending van fundamentele beginselen van procesrecht. Volgt aanhouding van de zaak.