Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is in 1999 bij Barentz in dienst getreden. In 2007 is zijn arbeidsovereenkomst met toestemming van de CWI door werkgever opgezegd wegens bedrijfseconomische noodzaak. Volgens werknemer is sprake van een kennelijk onredelijk ontslag wegens 1. valse reden, 2. onjuiste toepassing afspiegelings- en anciënniteitbeginsel en 3. gevolgencriterium. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een valse reden. Evenmin is gebleken van een onjuiste toepassing van het afspiegelingsbeginsel. De functie van werknemer is niet uitwisselbaar met die van andere (jongere) werknemers. Wel acht de kantonrechter de gevolgen van het ontslag voor werknemer onevenredig groot. De door de werkgever aangeboden afvloeiingsregeling doet naar het oordeel van de kantonrechter geen recht aan de omstandigheden van het geval. Er is daarom aanleiding voor toewijzing van een schadevergoeding naar billijkheid op de voet van artikel 7:681 lid 1 BW, bestaande uit een aanvulling op de WW-uitkering van eiser tot 70% van het bruto maandsalaris tot 1 oktober 2011, de maand waarin eiser 65 jaar wordt.