Rechtspraak
Werkneemster is op 1 november 1987 als agrarisch medewerkster bij De Hout Bolbloemen in dienst getreden. Na een incident heeft werkneemster zich ziek gemeld en is sindsdien niet meer komen werken. De arbo-arts heeft haar geschikt bevonden voor waar werkzaamheden. Mediation is mislukt. Nadat werkgever het loon heeft gestaakt, start werkneemster een loonvordering.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vraag die thans voorligt is of op en na 12 december 2006 sprake was van een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever dient te komen. Daarbij dient onder verwijzing naar hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 27 juni 2008, C07/021HR (JAR 2008/188) onder 3.5.2 en 3.5.3 heeft overwogen het volgende tot uitgangspunt. In een geval als het onderhavige, waarin sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, kan zich de situatie voordoen dat de werknemer zich op grond van (dreigende) psychische of lichamelijke klachten niet in staat acht tot het verrichten van zijn werkzaamheden, hoewel ten aanzien van de arbeidsgeschiktheid geen medische beperkingen van psychische of fysieke aard kunnen worden vastgesteld, zodat van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte in de zin van art. 7:629 BW geen sprake is. Dit geval wordt wel aangeduid als “situatieve arbeidsongeschiktheid” en de vraag doet zich voor in hoeverre in zo'n geval gezegd kan worden dat de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, als bedoeld in art. 7:628 lid 1 BW. De werknemer, die zich erop beroept dat hij als gevolg van de hiervoor bedoelde “situatieve arbeidsongeschiktheid” zijn werkzaamheden niet heeft verricht en over de betrokken periode doorbetaling van zijn loon vordert, zal feiten en omstandigheden moeten stellen en zonodig aannemelijk moeten maken die tot het oordeel kunnen leiden dat in die periode de arbeidsomstandigheden, door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, voor hem zodanig waren dat, met het oog op de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten, van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten. Hierbij verdient aantekening dat de werknemer in een zodanig geval van “situatieve arbeidsongeschiktheid” in beginsel gehouden is alle medewerking te verlenen aan inspanningen die erop gericht zijn de oorzaken daarvan weg te nemen. De werknemer behoudt dan ingevolge art. 7:628 BW zijn recht op loon.
Volgens de kantonrechter is werkneemster hierin niet geslaagd. De werkgever heeft voldoende inspanningen verricht. Werkneemster het onvoldoende gemotiveerd. Volgt afwijzing vordering.