Rechtspraak
Werknemer is in 1980 bij rechtsvoorganger van Haytema in dienst getreden als vertegenwoordiger. Sinds 2003 ondervindt werknemer toenemende hinder door artroseklachten. Vanaf 28 september 2006 gold hij als volledig arbeidsongeschikt en onderging hij operaties aan beide heupen. Eind februari 2007 is een re-integratietraject opgestart, waarbij werknemer in deeltijd werd ingezet als baliemedewerker op diverse depots. Sinds 14 maart 2008 is werknemer weer volledig arbeidsgeschikt verklaard. Desondanks wordt werknemer door Haytema niet in staat gesteld zijn oude functie uit te oefenen. Op of omstreeks 19 juni 2008 is werknemer wegens een vermeend handgemeen op staande voet ontslagen. Haytema verzoekt voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Werknemer stelt dat aan het verzoek van Haytema een verboden onderscheid naar leeftijd en/of een chronische ziekte ten grondslag ligt. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer onvoldoende feiten aannemelijk heeft gemaakt die dat verboden onderscheid doen vermoeden. Het ontbindingsverzoek vindt geen grond in de omstandigheid dat bij werknemer artrose is geconstateerd en hij de leeftijd van bijna 61 jaren heeft bereikt. Het verzoek ziet op het voorval op 19 juni 2008 en het algehele functioneren van werknemer. De vertrouwensbreuk is in overwegende mate aan de werkgever te wijten. De kantonrechter rekent hem dit dermate zwaar aan dat wordt afgeweken van het uitgangspunt dat een toe te kennen vergoeding niet hoger zal zijn dan de verwachte inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.
Gelet op het vorenstaande en op alle (overige) omstandigheden van het geval, waaronder de duur van de arbeidsovereenkomst, de leeftijd en het salaris van werknemer en zijn perspectieven op de arbeidsmarkt, komt de kantonrechter een ontbindingsvergoeding van € 150.000 bruto billijk voor.