Rechtspraak
Werknemer is sinds 1 augustus 1974 als groepsleerkracht in dienst van Innovo. Innovo verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens slecht functioneren en/of een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter oordeelt dat het verzoek van Innovo zeer slecht is onderbouwd. In de procedurele gang van zaken valt werkgever het nodige te verwijten. De kantonrechter overweegt onder meer dat het bijna potsierlijk is om te zien hoe verzoekster dit ingewikkelde, feitelijk al jaren spelende, arbeidsconflict met een docent die nota bene al sinds 1984 bij haar in dienst is, meent neer te kunnen zetten in amper 2 pagina's, met louter beweringen in algemene bewoordingen en met niet of niet concreet onderbouwde (dis)kwalificaties van verweerders functioneren. De verzochte niet-ontvankelijkheid van Innovo door werknemer acht de kantonrechter echter niet gegrond.
Van een verstoorde arbeidsrelatie is inmiddels wel gebleken. De vraag spitst zich vervolgens toe op de hoogte van de vergoeding. Blijvend binnen de kaders van de kantonrechtersformule, is de kantonrechter van oordeel dat de grond voor ontbinding in zeer overwegende mate te wijten is aan verzoekster en dat die omstandigheid in de vergoeding tot uitdrukking moet komen. Het ligt voor de hand dat het verweerder naar alle waarschijnlijkheid niet zal lukken om weer een plek als docent in de regio te vinden, nu verzoekster in de regio een grote speler is en nu het een feit van algemene bekendheid is dat de lijnen binnen onderwijsland kort zijn. Gelet op verweerders leeftijd en zijn eenzijdige opleiding, valt ook niet te verwachten dat hij gemakkelijk nog elders op een heel ander terrein werk zal kunnen vinden. De kantonrechter vindt, alles afwegende, een vergoeding billijk van € 190.000,00 (C is iets meer dan 1,2).