Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Het hof heeft geoordeeld dat Nederland terecht premie volksverzekeringen heeft geheven, omdat ingevolge artikel 14, lid 2, letter b, sub i, van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de EG van 14 juni 1971 (hierna: de Verordening) de wetgeving van de staat waarin belanghebbende woont, derhalve Nederland, op hem van toepassing is, aangezien hij een deel van zijn werkzaamheden in Nederland uitoefent.

Tegen dit oordeel richt zich één van de klachten van belanghebbende met het betoog dat het hof er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat hij recht heeft op restitutie van een gedeelte van de betaalde premie volksverzekeringen. Deze klacht slaagt, zoals de Staatssecretaris in zijn verweerschrift erkent. Op 25 oktober 1998 is artikel 14sexies van de Verordening in werking getreden. In dat artikel is bepaald dat personen die in de ene lidstaat ambtenaar of met hen gelijkgestelden zijn en in een bijzonder stelsel voor ambtenaren verzekerd zijn, en gelijktijdig werknemer en/of zelfstandige zijn op het grondgebied van een of meer andere lidstaten, onder de wetgeving vallen van de lidstaat waar zij verzekerd zijn in een bijzonder stelsel voor ambtenaren. Het hof heeft ten onrechte niet onderzocht of belanghebbende op grond van deze bijzondere regeling recht heeft op vermindering van premie volksverzekeringen geheven over de periode na 24 oktober 1998.

Volgt vernietiging van het arrest van het hof.