Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is op 1 januari 1976 als algemeen directeur bij AWV in dienst getreden. Op 1 april 2000 is werknemer statutair directeur geworden. Werknemer heeft op 1 april 2002 in overleg met AWV zijn functie als statutair directeur neergelegd. Op 1 februari 2004 is werknemer met vroegpensioen gegaan. Werknemer nam deel aan de pensioenregeling van AWV bij de SPW.

Op 1 januari 1992 is de pensioenregeling gewijzigd. Tot 1 januari 1992 werd de hoogte van het pensioen berekend aan de hand van de zogenaamde eindloonregeling, waarbij de hoogte van het pensioen wordt gebaseerd op het laatstgenoten salaris. Vanaf 1 januari 1992 wordt de hoogte van het pensioen bepaald aan de hand van de middelloonregeling. Bij de middelloonregeling wordt het pensioen gebaseerd op het gemiddeld verdiend salaris in een aantal dienstjaren. De SPW heeft de AOV bij brief van 21 juni 2002 aan AWV tegen 1 januari 2003 opgezegd, omdat de AOV in strijd zou zijn met de Wet fiscale behandeling van pensioenen (Wet Witteveen). AWV heeft deze opzegging aanvaard en de personeelsleden - op enig moment, waaronder bij notitie van 11 juni 2004 - laten weten dat geen vervangende voorziening wordt getroffen, maar dat de tot 1 januari 2003 opgebouwde rechten onder de AOV worden gerespecteerd en niet worden aangetast. Centraal staat de vraag of AWV (werkgever) gehouden is een vervangende regeling te treffen voor werknemer.

De kantonrechter oordeelt als volgt. AWV heeft geen feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt waaruit kan worden afgeleid dat de CAO in de weg staat aan een voorziening, waarbij aan de hand van geobjectiveerde criteria voor werknemers, die ten gevolge van een wijziging in de berekening van de hoogte van het pensioen in een nadeliger (rechts)positie geraken, een aanvullende regeling wordt getroffen. De kantonrechter acht de AOV daardoor niet strijdig met de CAO Woondiensten - en de daarvoor geldende CAO - , zodat de AOV ook niet nietig is. De kantonrechter heeft thans te onderzoeken of van AWV kon worden verlangd dat zij de opzegging van de AOV door SPW zou betwisten en, zo nee, of van AWV kan worden verlangd dat zij een vervangende regeling treft. De kantonrechter is van oordeel dat een in verband met gewijzigde wetgeving ontstane strijd van een voorziening met een publiekrechtelijk wetgeving een zwaarwichtig belang in de zin van artikel 18 van de statuten van de SPW vormt, zodat de SPW gerechtigd was de AOV op te zeggen en van AWV onder die omstandigheden niet kan worden verlangd tegen die opzegging (een zinledig) bezwaar te maken. De door SPW gedane opzegging aan AWV van de AOV heeft ook gevolgen voor de rechtsverhouding tussen werknemer en AWV. Het toekomstige pensioen van [eiser] zal daardoor lager uitvallen. Het antwoord op de vraag of AWV gehouden is de gevolgen van het vervallen van de AOV ongedaan te maken door het treffen van een alternatieve voorziening dient mede te worden beantwoord in het licht van de voor AWV als werkgever en werknemer als werknemer over en weer uit art. 7:611 BW voortvloeiende verplichtingen. Daarbij dient in dit geval in het bijzonder te worden onderzocht of het standpunt van AWV voor werknemer geen alternatieve voorziening te treffen redelijk is. In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder de aard van de gewijzigde omstandigheden, de aard en ingrijpendheid van een alternatief voorstel, het belang van AWV en het belang van werknemer bij een alternatief voorstel.

Volgens de kantonrechter brengt een alternatieve voorziening dusdanig veel kosten met zich, dat dit niet van de werkgever verwacht kon worden. Vordering van werknemer tot treffen van een dergelijke voorziening wordt afgewezen.

Een aanvullend pensioenregeling wordt in verband met gewijzigd fiscale regelgeving gewijzigd. De vraag rijst of werkgever gehouden is een alternatieve voorziening te treffen om werknemer op niveau van eindloonregeling in plaats van middelloonregeling te houden. De kantonrechter verwerpt verweer van werkgever dat aanvullende pensioenregeling in strijd is met CAO, maar acht de werkgever in dit geval niet tot een aanvullende regeling gehouden.

  • Wetsartikelen: 7:611 BW
  • Onderwerpen: Pensioen
  • Trefwoorden: Pensioenrecht, Wijziging fiscale regelgeving, Gehoudenheid alternatieve pensioenvoorziening, Goed werkgeverschap, Wet Witteveen, Middelloon en Eindloon