Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werkneemster (52 jaar) is op 25 september 2000 voor 30 uur per week bij Dura Vermeer in dienst getreden als keetdame/koffiejuffrouw op de bouwlocatie Schiphol. In 2005 is werkneemster wegens overstanningsklachen arbeidsongeschikt geworden. Zij stelt dat zij reeds langere tijd seksueel werd geïntimeerd door leidinggevende X. Als gevolg van deze mededeling is X door Dura Vermeer geschorst en is er een onderzoek gestart naar de aantijgingen jegens X. Door een onderzoeksbureau zijn de aantijgingen bevestigd. Dura Vermeer heeft hierop passend gereageerd. Met werkneemster is een re-integratietraject gestart, evenwel zonder succes. In 2007 is de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd. Dura Vermeer heeft werkneemster € 5.000 bruto toegekend als compensatie voor haar inkomensdaling.

Thans vordert werkneemster schadevergoeding uit hoofde van kennelijk onredelijke opzegging (gevolgencriterium). Werkneemster acht de opzegging zonder toekenning van een (hogere) vergoeding kennelijk onredelijk. De kantonrechter oordeelt als volgt. Op de werkgever rust de zorgplicht tot bescherming van de werknemer tegen seksuele intimidatie. Indien de werkgever in de nakoming van die zorgplicht tekortschiet, is hij schadeplichtig jegens de werknemer die het slachtoffer van seksuele intimidatie is geworden. Niet is komen vast te staan dat de werkgever de op hem rustende zorgplicht jegens werkneemster heeft geschonden. Vanaf het moment dat Dura Vermeer op de hoogte was van de vermeende seksuele intimidaties heeft hij actie ondernomen. Ook valt Dura Vermeer niets te verwijten in het kader van de re-integratie. De werkgever treft geen verwijt van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Hij heeft niet kennelijk onredelijk ten opzichte van werkneemster gehandeld door haar geen hoger bedrag toe te kennen. De vordering wordt afgewezen.