Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is op 1 mei 2002 bij werkgever in dienst is getreden in de functie van monteur. Op 2 september 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en werkgever. Tijdens dit gesprek heeft werknemer gezegd: “ik heb er genoeg van, maak de papieren maar klaar, ik ben weg hier.” Daaropvolgend heeft de werkgever bij schriftelijk schrijven de ontslagname van werknemer bevestigd. Thans vordert werknemer loon over de maanden september en oktober.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vooropgesteld moet worden dat in het licht van de jurisprudentie aan een rechtsgeldige ontslagneming door een werknemer hoge eisen moeten worden gesteld. Dit in verband met de nadelige gevolgen daarvan voor de werknemer. Deze hoge eisen vertalen zich in een beoordelingsmaatstaf die kort gezegd op het navolgende neer komt. Wil een werkgeefster een werknemer aan een vrijwillige beëindiging houden, dan is een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring of een gedraging van de zijde van werknemer vereist, die erop gericht is om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. De verklaring van de werknemer mag niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Bovendien moet de werkgeefster zich er met redelijke zorgvuldigheid van vergewissen dat de werknemer inderdaad beëindiging van de arbeidsovereenkomst beoogde.

Volgens de kantonrechter is geen sprake van een ondubbelzinnige ontslagname van de werknemer. Mocht dit al het geval zijn, dan mocht de werkgever hier niet op vertrouwen omdat op hem een onderzoeksplicht rust. Deze onderzoeksplicht klemt in casu te meer omdat sprake was van een gespannen situatie waarin werknemer in geëmotioneerde toestand ontslag heeft genomen. De loonvordering wordt toegewezen.