Rechtspraak
Werknemer is op 1 maart 2002 bij Bezo in dienst getreden voor onbepaalde tijd als beleidsadviseur. Tussen partijen is een proeftijdbeding overeengekomen van twee maanden. Werknemer heeft als beleidsadviseur in dienst van Bezo contact opgenomen met BAZN met de bedoeling een opdracht voor Bezo te verwerven. Bezo verwijt werknemer dat hij het acquisitiegesprek gebruikt heeft als sollicitatiegesprek en vervolgens ook - per 25 maart 2002 - in dienst is getreden bij BAZN. Daardoor is Bezo, zo stelt zij, een opdracht van BAZN misgelopen. Dit leidt volgens Bezo tot wanprestatie wegens schending van het goed werknemerschap. Dientengevolge vordert Bezo schadevergoeding die zij heeft begroot op € 18.000 wegens gederfde winst, € 14.000 in verband met de kosten van een selectieprocedure alsmede € 4.537,80 aan salaris en onkostenvergoeding.
Volgens de kantonrechter heeft de werknemer zich niet als goed werknemer gedragen. De kantonrechter heeft aannemelijk geacht dat Bezo de opdracht van BAZN is misgelopen door de indiensttreding van werknemer bij BAZN en dat Bezo daardoor een substantieel voordeel is ontgaan, dat de kantonrechter heeft begroot op € 11.435,26. Het hof heeft de vorderingen van Bezo alsnog afgewezen. De enkele omstandigheid dat werknemer door BAZN in dienst is genomen, wettigt volgens het hof niet de conclusie dat deze instelling aan Bezo een opdracht zou hebben verstrekt als werknemer daar niet in dienst zou zijn getreden. Volgens het hof bestaat geen causaal verband tussen de indiensttreding van werkneemster bij BAZN en de omstandigheid dat Bezo geen opdracht heeft gekregen van deze instelling. De schadevergoeding wegens werving- en selectiekosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat het hier niet gaat om schade die moet worden toegerekend aan de gestelde toerekenbare tekortkoming van werknemer, maar aan de opzegging door werknemer van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Het stond werknemer op grond van de overeengekomen proeftijd vrij de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Van schadeplichtigheid van werknemer op deze grond kan dus geen sprake zijn.
Tegen dit oordeel van het hof stelt Bezo beroep in cassatie in. Het beroep van Bezo in cassatie wordt verworpen onder verwijzing naar artikel 81 RO.