Rechtspraak
Werknemer (60 jaar) werd sinds 10 augustus 1992 ingeleend door, en was sinds 5 april 1993 als bekistingstimmerman in dienst van, (de rechtsvoorgangster van) BAM. Hij moest regelmatig steunpilaren van 35-50kg plaatsen. Sinds 1998 is hij arbeidsongeschikt wegens lagerugklachten. Hij ontvangt sedert 6 juni 2000 een WAO-uitkering naar rato van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Werknemer heeft de werkgever BAM aansprakelijk gesteld voor de schade. Volgens werknemer zijn de rugklachten het gevolg zijn van zijn (rugbelastende) werkzaamheden als bekistingstimmerman. De kantonrechter en het hof hebben de vordering van werknemer afgewezen. Het hof heeft daarbij de conclusies van twee deskundigen van belang geacht die stellen dat er geen “objectiveerbare klachten” zijn gevonden. In cassatie klaagt werknemer onder meer dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat werknemer dient te stellen en te bewijzen dat er sprake is van een oorzakelijk verband tussen de schade en de werkzaamheden. Volgens werknemer dient de zogenoemde omkeringsregel van toepassing te zijn (HR 17 november 2000, nr. C98/273, NJ 2001, 596). Volgens werknemer dient het oorzakelijk verband te worden aangenomen nu hij regelmatige zware gewichten van meer dan 50kg met de hand moest tillen en het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke handelingen een gevaar voor rugletsel opleveren.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. Bij de beoordeling van deze klacht wordt vooropgesteld dat het op grond van art. 7:658 lid 2 BW aan de werknemer is te stellen en zonodig te bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Voor toepassing van de in het onderdeel bedoelde regel van bewijslastverdeling (lees: omkeringsregel) is nodig dat de werknemer niet alleen stelt, en zonodig bewijst, dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook dat hij stelt en zonodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten welke door deze omstandigheden kunnen zijn veroorzaakt (vgl. HR 23 juni 2006, nr. C05/149, NJ 2006, 354). Het in oordeel van het hof houdt in dat de door werknemer aan zijn vordering tot schadevergoeding ten grondslag gelegde gezondheidsklachten, gelet op hetgeen de deskundigen daaromtrent hebben vastgesteld, niet een werkgerelateerde oorzaak hebben, zodat van aantoonbare schade geen sprake kan zijn. Het oordeel van het hof dat voor toepassing van de hier bedoelde regel van bewijslastverdeling in dit geval geen grond bestaat, geeft dan ook niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Volgt verwerping van het beroep.