Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster is met ingang van 1 oktober 1999 in de functie van medisch secretaresse in dienst getreden van Isala. Zij is werkzaam geweest als secretaresse van gastro-enteroloog X. X werkt in maatschapsverband samen met Y. X en Y zijn stevige rokers. Werkneemster lijdt al van (ver) vóór haar indiensttreding bij Isala aan astma op basis van hyperreactiviteit en allergie. X en Y rookten op hun werkkamers en incidenteel op het secretariaat of kwam de rook via openstaande deuren van hun werkkamers op het secretariaat. Werkneemster moest soms op de kamer van X en Y zijn, waardoor zij werd geconfronteerd met rook. Op 1 juli 2000 is werkneemster uitgevallen met hardnekkige benauwdheidsklachten en is zij hiervoor opgenomen in de Kliniek. In maart 2001 is zij wegens kortademigheid, benauwdheid, bemoeilijkte ademhaling nogmaals opgenomen geweest, terwijl zij van 9 januari 2002 tot 3 april 2002 opgenomen is geweest in het Nederlands Astmacentrum te Davos. Werkneemster is vanaf 3 juli 2001 volledig arbeidsongeschikt in de zin van de WAO geacht. Werkneemster vordert in dit geding een verklaring voor recht dat Isala aansprakelijk is voor haar schade als gevolg van het werken bij Isala op een werkplek waar werd gerookt, zulks met veroordeling van Isala tot vergoeding van haar schade, op te maken bij staat. Aan haar vordering heeft werkneemster ten grondslag gelegd dat Isala de op haar rustende zorgplicht van art. 7:658 BW heeft geschonden. Isala heeft X en Y niet opgedragen het roken te stoppen en heeft daarnaast nagelaten zodanige maatregelen te treffen dat werkneemster geen hinder meer ondervond van het roken door X en Y. Isala heeft in strijd gehandeld met art. 3 lid 1 onder a Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de Tabakswet. Haar schade is veroorzaakt door het roken van X en Y waardoor haar astmaklachten zijn toegenomen. Dit heeft geleid tot volledige arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank heeft de vordering toegewezen. Uit het deskundigenrapport bleek dat de kans op verergering van de astma vanwege het roken op de werkvloer geschat moest worden op 80-100%, maar dat de kans op verergering - zonder blootstelling aan rook - eveneens op 80-100% geschat moest worden. Het hof heeft voor recht verklaard dat Isala voor 50% van de schade aansprakelijk is, tenzij Isala aantoont dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.

In cassatie klaagt Isala onder meer dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk is, nu de omstandigheid dat astma een chronische aandoening is met een wisselend beloop waarvan men niet kan genezen, eerder erop duidt dat de verergering van de gezondheidsklachten niet het gevolg is van de blootstelling aan tabaksrook bij Isala, maar eigen is aan (het verloop van) de ziekte zelf. De Hoge Raad oordeelt dat het op de bevindingen van de deskundige gebaseerde oordeel van het hof dat, ondanks het ontbreken van objectiveerbare medische gegevens ten aanzien van de gezondheidsklachten van werkneemster, een causaal verband tussen haar gezondheidsklachten en de blootstelling aan de sigarettenrook kan worden aangenomen, is verweven met waarderingen van feitelijke aard en kan in cassatie niet op juistheid worden onderzocht.

Volgt verwerping van het beroep.

  • Wetsartikelen: 7:658 BW
  • Onderwerpen: Arbeidsongeval (7:658 BW)
  • Trefwoorden: Werkgeversaansprakelijkheid, Zorgplicht werkgever en Causaal verband tussen gezondheidsklachten en blootstelling aan sigarettenrook (passief meeroken)