Rechtspraak
Appellant heeft in de periode van 31 maart 2005 tot en met 23 juni 2005 in opdracht en voor rekening van Noordkaap zogenaamde “voice-over” teksten ingesproken in 13 afleveringen van de door Noordkaap geproduceerde serie “Gewoon Jannes”. Noordkaap heeft voor iedere aflevering aan appellant een vergoeding van € 238,00 betaald, ofwel in totaal € 3.094,00. Noordkaap heeft de serie in eerste instantie laten zien op RTV Oost. Vervolgens is de serie uitgezonden op RTV Drenthe en zijn de afleveringen door de maatschappij CNR Entertainment op DVD uitgebracht. Appellant vordert een “billijke vergoeding” op grond van de Auteurswet ten aanzien van de uitzendingen op RTV Drenthe en de DVD-editie.
Het hof oordeelt als volgt. Appellant kan worden aangemerkt als uitvoerend kunstenaar in de zin van artikel 1 sub a van de Wet op de naburige rechten (Wnr). Op grond van artikel 4 Wnr zijn voor de bijdrage aan filmwerken als de onderhavige de artikelen 45a tot en met 45g van de Aw van overeenkomstige toepassing. Op grond van artikel 45d Aw worden de makers (en dus, gezien artikel 4 Wnr, ook een uitvoerend kunstenaar als appellant) geacht aan de producent het recht tot exploitatie te hebben overgedragen, tenzij anders schriftelijk is overeengekomen. Dit wettelijke vermoeden laat echter onverlet dat appellant recht heeft op een billijke vergoeding ex artikel 45d Aw. Noordkaap beroept zich op een mondelinge afspraak tussen hem en appellant waarin de billijke vergoeding reeds in het honorarium zou zijn verdisconteerd. Het hof wijst op het dwingendrechtelijke karakter van artikel 45d Aw waarin een schriftelijke afwijkende afspraak wordt verlangd. De vordering van appellant wordt toegewezen.