Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is bij Bosec met ingang van 28 februari 2008 in dienst getreden als beveiligingsbeambte A voor de duur van 1 jaar op basis van een oproepovereenkomst. Werknemer is te werk gesteld bij het project DSV. In de loods van DSV staan computers, apparatuur met radio actief materiaal en injectienaalden opgeslagen en is een ruimte aanwezig voor de opslag van steriele instrumenten. Op 22 oktober 2008 is werknemer slapend in de auto - onder werktijd - buiten de loods aangetroffen. Bosec heeft werknemer op staande voet ontslagen. Thans verzoekt Bosec voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het primaire verzoek dient te worden afgewezen. Als (achteraf) blijkt dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden, zou het jegens werknemer in hoge mate onbillijk zijn indien de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden op grond van een dringende reden die (achteraf) niet blijkt te bestaan. Ten aanzien van het subsidiaire oordeel de kantonrechter als volgt. Hoewel Bosec heeft gesteld dat werknemer eerder tijdens werktijd in slaap is gevallen en werknemer daarvoor mondeling heeft gewaarschuwd, is dit in rechte niet komen vast te staan. Het had op de weg van Bosec gelegen werknemer schriftelijk te waarschuwen zijn gedrag aan te passen. De vraag of het enkel in slaap vallen bij DSV een ontbinding rechtvaardigt, beantwoordt de kantonrechter ontkennend. Op dat moment waren er geen goederen in de loods van DSV aanwezig, waardoor de werkzaamheden van werknemer neerkwamen op het controleren van medewerkers van DSV op het gebruik van hoesjes over hun schoenen. Gelet op voormelde omstandigheden, is de kantonrechter van oordeel dat het weliswaar verkeerd was van werknemer dat hij onder werktijd in slaap is gevallen, maar rechtvaardigt dit niet een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.