Naar boven ↑

Rechtspraak

KPN Telecom B.V. (hierna: KPN) exploiteerde tot 7 april 2000 callcenters. In de arbeidsovereenkomst met werknemers stond opgenomen dat op hen “de geldende cao” van toepassing is. Per 7 april 2000 heeft KPN haar callcenter activiteiten in een aparte B.V. ondergebracht, te weten KCC. Het personeel trad krachtens overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 lid 2 sub a BW per die datum bij KCC in dienst. KCC heeft onder meer met AbvaKabo de KPN Callcenter Agents cao (hierna: KCC cao) gesloten, welke cao een looptijd van 1 april 2001 tot 1 november 2002 had. In deze cao is een overgangsregeling opgenomen ten aanzien van bepaalde arbeidsvoorwaarden voor werknemers afkomstig van KPN (zogenoemde: OVR 1).

In 2001 worden de aandelen in het kapitaal van KCC gehouden door een maatschappij behorende tot de SNT Group (hierna: SNT). SNT heeft onder meer met AbvaKabo de SNT Nederland cao (hierna: SNT cao 1) gesloten, welke cao een looptijd van 1 januari 2003 tot 1 april 2004 had. Op de werknemers van KCC, lid van AbvaKabo, was van 1 januari 2003 tot 1 april 2004 de SNT cao 1 van toepassing. In de SNT cao 1 is opnieuw een aantal overgangsregelingen opgenomen ten aanzien van het salaris van werknemer (zogenoemde: OVR 2).

Na afloop van de SNT cao 1 is een tweede SNT cao (hierna: SNT cao 2) tot stand gekomen, met een looptijd van 1 april 2004 tot 1 oktober 2005. In deze cao is de Tot. geheel komen te vervallen. Ter compensatie voorziet de SNT cao 2 in een afkoopregeling. Anders dan bij de KPN cao, de KCC cao en de SNT cao 1, is AbvaKabo geen partij bij de SNT cao 2. De KCC, SNT 1 en SNT 2 cao's worden aangemerkt als minimum-cao's. AbvaKabo vordert onder meer een verklaring voor recht dat KCC gehouden is vanaf 1 april 2004 ten aanzien van werknemers die lid zijn van AbvaKabo toepassing te geven aan arbeidsvoorwaarden zoals neergelegd in SNT cao 1 en dat KCC gehouden is ten aanzien van werknemers de gunstigere arbeidsvoorwaarden uit eerdere cao's te blijven toepassen op werknemers. De rechtbank heeft de vorderingen van AbvaKabo afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Centraal staat de vraag of de KPN-werknemers gebonden zijn aan SNT 2 middels het ruim geformuleerde incorporatiebeding welke in hun arbeidsovereenkomst met KPN stond opgenomen. Het hof past de Haviltex-norm toe. Nu het gaat om een beding in een individuele overeenkomst is het incorporatiebeding in beginsel naar zijn aard niet bestemd anderen dan contractanten, te weten KPN en haar werknemer, te binden. Dit betekent dat de voormalige KPN-werknemer bij het sluiten van de overeenkomst uit de algemene bewoordingen van artikel 12 niet meer had kunnen begrijpen dan dat voortaan “de van tijd tot tijd geldende, opvolgende KPN cao” van toepassing zou zijn op zijn arbeidsverhouding met KPN. Niet is gesteld of gebleken dat aan de voormalige KPN-werknemers bij het sluiten van de overeenkomst duidelijk is gemaakt dat gegeven de algemene bewoordingen van artikel 12 ook de cao, waaraan een opvolgend werkgever gebonden zou zijn, hieronder zou vallen. In de gegeven omstandigheden mag derhalve van de voormalige KPN-werknemers redelijkerwijs niet worden verwacht dat zij begrepen dat KPN met de zinsnede “de geldende cao” “de van tijd tot tijd geldende, opvolgende cao van de (opvolgende) werkgever” bedoelde. Het vorenstaande brengt mee dat de leden van AbvaKabo die werkzaam zijn bij KCC niet op grond van het incorporatiebeding in hun arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan de SNT cao 2, omdat het incorporatiebeding slechts betrekking kan hebben op de KPN cao, en wel zoals deze gold ten tijde van de overgang van onderneming (zie ook: het HvJEG arrest van 9 maart 2006, zaak C-499/04 Werhof, NJ 2006, 439). Nu AbvaKabo geen partij is bij de SNT cao 2 zijn de leden van AbvaKabo die werkzaam zijn bij KCC, ook niet op grond van hun lidmaatschap gebonden aan die cao (artikel 9, 12 en 13 Wet CAO). De regelingen uit de SNT cao 1 die door- en nawerken in de individuele arbeidsovereenkomsten, gelden voor de KCC werknemers die lid zijn van AbvaKabo tot op de dag dat nieuwe afspraken betreffende arbeidsvoorwaarden tussen KCC en voornoemde werknemers voor hen zijn gaan gelden.

Ten aanzien van de naleving van arbeidsvoorwaarden welke gunstiger zijn dan de huidige CAO, oordeelt het hof als volgt. In het onderhavige geval zijn in de nieuwe cao's telkens overgangsregelingen (OVR1 en OVR2) getroffen. Het overeenkomen van een overgangsregeling impliceert reeds dat cao-partijen hebben gewild dat de betreffende voorwaarden van de nieuwe cao in de plaats treden van door de eerdere cao “gemodelleerde” arbeidsvoorwaarden in de individuele contractsrelatie. De overgangsbepalingen zijn daarom te beschouwen als standaardbepalingen en niet als minimumbepalingen. De omstandigheid dat de in geding zijnde cao's voor het overige worden aangemerkt als minimum cao's doet aan het vorenstaande niet af.

Volgt vernietiging oordeel rechtbank.