Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer (49 jaar) is sinds 1 oktober 1990 bij Buma in dienst op de afdeling DQ&C. In het laatste halfjaar van 2007 is een ingrijpende reorganisatie gerealiseerd. Niet-kennisintensieve arbeid is daarbij geoutsourced. Voor de kennisintensieve werkzaamheden, die in Hoofddorp worden uitgevoerd, is het management van diverse afdelingen in handen gegeven van het bedrijf Accenture. Het management van de afdeling DQ&C is sinds juli 2007 in handen van mevrouw X (hierna: X) die bij Accenture in dienst is. Tussen X en werknemer is een verschil van mening ontstaan naar aanleiding van een beoordelingsgesprek. Thans verzoekt Buma ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Gelet op de veranderingen die de jongste reorganisatie teweeg hebben gebracht rond het outsourcen van het management van de afdeling DQ&C had van Buma een meer prudente handelwijze mogen worden verwacht jegens werknemer. Die afdeling was bemand met medewerkers die veel kennis en ervaring hebben op het gebied van dit kennisintensieve werk. Buma heeft erkend dat de OR en een aanzienlijk deel van haar personeel afwijzend tegenover de nieuwe organisatievorm hebben gestaan, waarbij de leiding van die afdeling in handen is gekomen van iemand die met dat kennisgebied voordien niets van doen heeft gehad. Volgens Buma is de mening van die betrokkenen daarover inmiddels gewijzigd, maar de in ieder geval aanvankelijk breed gedragen scepsis had voor Buma aanleiding moeten zijn om prudent om te gaan met medewerkers die die omschakeling (nog) niet hadden gemaakt in het door Buma gewenste tempo. Het conflict tussen X en werknemer had meer aandacht van Buma mogen genieten. Aan de andere kant valt ook werknemer enig verwijt te maken. Van hem mocht worden verwacht dat hij met een onbevooroordeelde instelling het nieuwe management de kans zou geven zich in te werken en de afdeling te leiden naar en in een nieuwe organisatievorm. Van die instelling is te weinig gebleken.

Van een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst is geen sprake. De ontbinding wordt toegewezen met een vergoeding van € 130.000 (C=1).