Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer heeft tijdens zijn werkzaamheden ruzie gekregen met X en X uiteindelijk een klap gegeven. X heeft ten gevolge van deze klap schade geleden (een gebroken arm). Werkgever en werknemer vorderen dat de verzekeraars de schade vergoeden die werknemer heeft toegebracht aan X. Verzekeraars hebben betoogd dat sprake is van het ontbreken van voldoende functioneel verband. Zij wijzen daarbij op de omstandigheid dat de uiteindelijke klap zijn oorzaak vond in provocerend gedrag van X en dreigementen over en weer die niets meer met de taakvervulling van doen hadden. In die zin gaat het om een privékwestie, waarbij tijd en plaats als toevalligheden zijn aan te merken.

De rechtbank is van mening dat onder de thans aan te leggen maatstaf - Hoge Raad 9 november 2007 (LJN BA 7557) - geoordeeld moet worden dat wel degelijk sprake is van een functioneel verband. Vervolgens staat de vraag centraal of sprake is van opzet. Werknemer heeft in de conclusie na enquête aandacht gevraagd voor het arrest van de Hoge Raad d.d. 21 december 2007 (NJ 2008, 283) en in het bijzonder de noot daarbij. Voorts is benadrukt, dat de opzet gericht moet zijn op het in feite toegebrachte letsel en dat dit niet samenvalt met de door de strafrechter bewezen opzet. Hij meent, dat het balkje naar zijn aard niet geëigend was om ernstig letsel toe te brengen en dat niet bewezen is, dat werknemer zich ervan bewust was dat het feitelijk toegebrachte letsel -een gebroken arm- het gevolg van zijn klap zou zijn. Verzekeraars onderschrijven dat de toepasselijke norm inhoudt dat de opzet gericht moet zijn op het feitelijk toegebrachte letsel. Zij wijzen erop, dat het beoogd zijn van dat letsel dan wel het zich bewust zijn van het gevolg van het handelen mede uit feitelijke gedragingen is af te leiden. Zij menen, dat zulks in dit geval ook uit de verklaringen blijkt. De rechtbank is met partijen van oordeel dat de toepasselijke norm inhoudt dat de opzet gericht moet zijn op het feitelijk toegebrachte letsel. Uit dit materiaal, in combinatie met hetgeen reeds beschikbaar was, leidt de rechtbank af, dat van het maken van een slaande beweging om te dreigen geen sprake is geweest. Louter voorwaardelijk opzet (in de strafrechtelijke zin) is weliswaar niet voldoende, maar daarvan was hier geen sprake. Werknemer heeft doelbewust geslagen. Er is dus sprake van (onvoorwaardelijk) opzet op het toebrengen van lichamelijk letsel van enige ernst. De vraag is of dit ook leidt tot opzet gericht op letsel als bedoeld in de verzekeringspolis. De rechter oordeelt dat dit niet zonder twijfel is komen vast te staan.

De rechter stelt partijen in de gelegenheid de zaak zelf af te handelen.