Rechtspraak
Werknemer is op 1 januari 1998 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Nido in de functie van servicemonteur. In de arbeidsovereenkomst is staat een concurrentiebeding opgenomen. Werknemer heeft het dienstverband met Nido met ingang van 1 oktober 2008 beƫindigd. In november 2008 is werknemer als zzp-er gestart met het verrichten van werkzaamheden voor Schuitemaker B.V. te Rijssen. Dit bedrijf vervaardigt producten voor de agrarische sector en de industriesector. In augustus 2007 heeft Schuitemaker Industrial het importeurschap van Epoke Gladheidsbestrijdingsmachines overgenomen. Schuitemaker importeert deze machines vanuit Denemarken. Nido stelt zich op het standpunt dat werknemer door het verrichten van werkzaamheden voor Schuitemaker, een regelrechte concurrent van Nido, het concurrentiebeding heeft geschonden en zij vordert de overeengekomen boetes. Volgens werknemer kan hij niet langer aan het concurrentiebeding worden gehouden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens de kantonrechter wordt werknemer in verhouding tot het te beschermen belang van Nido door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld. Zo hebben partijen nooit onderhandelingen gevoerd over het concurrentiebeding. Werknemer ging er dan ook van uit dat enkele sprake was van een formaliteit. Daarnaast valt de oorzaak van het vertrek van werknemer deels aan Nido te wijten. Werknemer die altijd goed had gefunctioneerd, voelde zich ongelijk behandeld. Door het niet adequaat optreden van Nido heeft werknemer de arbeidsovereenkomst beƫindigd. Daarbij komt dat gedaagde nog heeft aangeboden om als zzp-er werkzaamheden voor Nido te willen verrichten. Nido heeft dat echter afgewezen. Verder beschikt werknemer niet over bedrijfsgevoelige informatie. Dit alles maakt dat - mede gezien artikel 19 lid 3 Gw - sprake is van een onevenredigheid bij handhaving van het concurrentiebeding. De vordering van werknemer wordt afgewezen.