Rechtspraak
Werkneemster is sedert 27 mei 1989 in dienst bij (de rechtsvoorgangster van) G4S. In 1992 is werkneemster verhuisd van Amsterdam naar een andere locatie. In de arbeidsovereenkomst staat opgenomen dat werkneemster recht heeft op reiskostenvergoeding, maar dat de werkgever niet gehouden is de meerkosten te vergoeden indien werkneemster na indiensttreding op eigen initiatief verhuist naar een andere locatie. Werkneemster heeft diverse malen om verhoging van haar reiskostenvergoeding verzocht. G4S heeft deze verzoeken afgewezen. Werkneemster maakt aanspraak op de reiskostenvergoeding woon-werk op basis van de feitelijke afstand Schiphol-woonplaats, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003. Werkneemster is primair van oordeel dat zij destijds niet op eigen initiatief is verhuisd. Zij was genoodzaakt haar woning in Amsterdam te verlaten. Zij beschikte niet over andere woonruimte in Amsterdam en moest toen noodgedwongen in woonplaats in het huis van haar vriend, haar huidige levenspartner, gaan wonen. Daarbij is werkneemster van oordeel dat sprake is van sociale gronden, op grond waarvan G4S zelf heeft aangegeven een uitzondering te maken. Subsidiair doet werkneemster een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Diverse collega's van Winkelman hebben namelijk na een verhuizing op eigen initiatief wel een aanpassing van de reiskostenvergoeding gekregen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Met G4S is de kantonrechter van oordeel dat de verhuizing van werkneemster in1992 van Amsterdam naar woonplaats gezien moet worden als een verhuizing die op eigen initiatief van werkneemster heeft plaatsgevonden. Vast staat immers dat werkneemster destijds in Amsterdam in onderhuur over woonruimte beschikte, die zij moest verlaten. Zij had er rekening mee moeten houden dat zij als onderhuurster een zwakke positie had en had er dus tijdig voor moeten zorgen elders woonruimte in Amsterdam te vinden. Gebleken is voorts dat zij ervoor heeft gekozen in werkneemster te gaan wonen in de woning van haar toenmalige vriend en huidige levenspartner. Op geen enkele wijze heeft werkneemster gesteld of voldoende aannemelijk gemaakt dat zij serieus heeft geprobeerd in Amsterdam andere woonruimte te vinden. Eén en ander brengt de kantonrechter tot de conclusie dat sprake is geweest van een vrije keuze voor woonplaats, zodat de verhuizing binnen de definitie “op eigen initiatief” uit de cao valt. Het feit dat werkneemster in 1992 haar woning in Amsterdam diende te verlaten is, zoals door G4S terecht is aangevoerd, geen sociale grond op basis waarvan G4S de reiskostenvergoeding zou moeten verhogen. Door werkneemster is ten slotte onvoldoende gesteld op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd zou zijn dat haar situatie gelijk is aan die van de door haar genoemde collega's. Het enkele feit dat die anderen andersluidende afspraken hebben kunnen maken met G4S, brengt niet met zich dat dus het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden. Onvoldoende gebleken is derhalve dat hier sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld en dat daardoor het onthouden van de hogere reiskostenvergoeding aan werkneemster onaanvaardbaar zou zijn.
Volgt afwijzing van de vorderingen.