Rechtspraak
Eiser ontvangt sinds 29 september 1999 een WAZ-uitkering van het UWV. Eiser is bestuurder en enig aandeelhouder geweest van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recon Holding B.V. Recon is bij vonnis van 23 maart 2005 van de rechtbank Utrecht in staat van faillissement verklaard. Bij vonnis van 3 januari 2007 van de rechtbank Utrecht is eiser, voor zover hier van belang, veroordeeld tot betaling van € 125.000 (ter zake van het boedeltekort) aan de curator als voorschot op de schade veroorzaakt door het tekortschieten van eiser als (indirect) bestuurder van Recon. Op 13 augustus 2008 heeft de curator beslag gelegd op de WAZ-uitkering van eiser. De beslagvrije voet is door de gerechtsdeurwaarder op € 0,00 vastgesteld. Eiser vordert samengevat - de curator te bevelen het gelegde beslag onder het UWV op te heffen en het UWV te bevelen zulks te gehengen en gedogen en alle medewerking te verlenen aan de opheffing van het beslag. Eiser stelt daartoe dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte geen beslagvrije voet hanteert en zo de volledige WAZ-uitkering van eiser int ten gunste van de boedel van Recon. Eiser is woonachtig in Portugal en is voor zijn inkomsten afhankelijk van de WAZ-uitkering. Indien de beslagvrije voet voor eiser wordt bepaald zal blijken dat zijn WAZ-uitkering lager is dan de voor hem geldende beslagvrije voet. Het beroep van de gerechtsdeurwaarder op artikel 475e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is onterecht omdat die bepaling in strijd is met het recht van de Europese Unie (EU). Door de volledige Nederlandse invaliditeitsuitkering van eiser onder het beslag te laten vallen om de enkele reden dat hij in een andere EU-lidstaat woonachtig is, wordt het recht op vrije verkeer van personen in de EU opzij gezet. De curator voert aan dat eiser een beroep doet op artikel 10 (EEG) Verordening 1408/71 van de Raad voor de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 (verder: verordening 1408/71). De curator betoogt dat deze bepaling niet van toepassing is bij het leggen van een beslag op een WAZ-uitkering.
De rechterbank oordeelt als volgt. Bij de beslaglegging heeft de deurwaarder toepassing gegeven aan artikel 475e Rv, welke bepaling inhoudt dat geen beslagvrije voet geldt voor vorderingen van een schuldenaar die niet in Nederland woont of vast verblijft. Onder de in deze bepaling genoemde omstandigheden kan de kantonrechter op verzoek van de schuldenaar een beslagvrije voet vaststellen. Eiser heeft gesteld dat deze bepaling in strijd is met het EU recht omdat het een ongerechtvaardigd onderscheid naar woonplaats inhoudt. Ter zitting heeft eiser te kennen gegeven dat hij daarbij heeft gedoeld op artikel 10 van verordening 1408/71, zoals de curator heeft aangevoerd. In dat artikel is bepaald dat de uitkering bij invaliditeit niet mag worden verminderd, gewijzigd of geschorst op grond van het feit dat de rechthebbende woonachtig is in een andere Lidstaat dan de Lidstaat waar hij de rechten op een invaliditeitsuitkering heeft opgebouwd. Het bepaalde in artikel 10 van verordening 1408/71 betreft dus de beslissing van het UWV over de toekenning, dan wel wijziging, van een invaliditeitsuitkering aan een rechthebbende. Het gelegde executoriale beslag is gegrond op het vonnis van 3 januari 2007. Het UWV heeft haar medewerking gegeven aan die beslaglegging en de WAZ-uitkering van eiser ingehouden ten gunste van de curator. Dat is geen beslissing ter zake de hoogte van de WAZ-uitkering van eiser. Hiervan uitgaande kan dan ook niet worden aangenomen dat artikel 475e Rv op grond van genoemde bepaling in strijd is met het EU-recht. Uit het vorenstaande volgt dat de conclusie is dat het beslag niet onrechtmatig is, zodat de vordering tot opheffing van het beslag niet kan worden toegewezen. Ook het mindere, namelijk een vordering tot voorlopige vaststelling van een beslagvrije voet, die eiser op grond van artikel 475e Rv bij de kantonrechter kan instellen, kan niet worden toegewezen. In dit kort geding kan immers niet worden vastgesteld over welke middelen van bestaan eiser beschikt.