Rechtspraak
Werknemer komt in hoger beroep van beschikking van het GEA. Werknemer heeft erkend op 27 juni 2006 een van zijn chefs te hebben beledigd door hem voor dief uit te maken. Blijkens de ontslagbrief was dit tezamen met de beschuldiging dat hij hardnekkig bleef weigeren om aan een redelijke opdracht -het geven van de “Splendid Service training” aan de dealers- te voldoen, waarvoor hij een dag eerder schriftelijk was gewaarschuwd, in samenhang met zijn onbeschofte gedrag en het - in bijzijn van andere werknemers - uitmaken voor dief van een andere chef, volgens werkgeefster, de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Daarbij heeft werkgeefster in de ontslagbrief verwezen naar de disciplinaire antecedenten van werknemer ter zake eerdere schriftelijke waarschuwingen alsmede verzoeken ter verbetering van het gedrag van werknemer. Werknemer heeft gemotiveerd betwist dat hij ook de andere chef voor dief zou hebben uitgemaakt. Nu op werkgeefster de stelplicht en de bewijslast rust van dat onderdeel van het door werkgeefster als dringende reden voor ontslag aan werknemer medegedeelde feitencomplex en zij terzake geen voldoende specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, terwijl het Hof geen aanleiding ziet haar zulks ambtshalve op te dragen, is dat onderdeel in rechte niet komen vast te staan.
Niettemin zal het gegeven ontslag kunnen gelden als te zijn verleend om een dringende meegedeelde reden, indien:
Werkgeefster heeft zich afwisselend op het standpunt gesteld dat de werkweigering op 27 juni 2006 op zich zelf beschouwd een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert danwel dat de weigering op 27 juni 2006 na eerdere waarschuwingen en het onbeschoft zijn jegens zijn superieuren de druppel was die de emmer deed overlopen. Werkgeefster heeft evenwel niet gesteld dat zij werknemer ook op staande voet zou hebben ontslagen indien zij daarvoor niet meer grond zou hebben dan de werkweigering, noch dat dit voor werknemer duidelijk moet zijn geweest, zodat reeds hierom er geen sprake kan zijn van een dringende reden voor ontslag van werknemer. De slotsom is derhalve dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Werkgeefster zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.