Rechtspraak
Werknemer Op 15 juli 2003 heeft hij als automonteur in dienst van UA gebruikt gemaakt van een versnellingsbakkrik. Bij dit gebruik is zijn voet van de pedaal van de stilstaande krik afgeschoten en is de pedaal van die krik tegen zijn knie gekomen waardoor knieletsel is ontstaan. [werknemer] wijt het feit dat zijn voet van de pedaal is afgeschoten, aan de omstandigheid dat zijn door UA in januari 2002 aan hem ter beschikking gestelde veiligheidsschoenen door slijtage geen profiel meer hadden, gecombineerd met de omstandigheid dat de veiligheidsribbels op de pedaal waren dicht geslibd met olieachtig vuil. UA stelt dat zij jaarlijks geld geeft voor nieuw schoeisel zodat het óf niet waar is dat de schoenen geen profiel meer hadden óf dat werknemer het aan hem voor nieuwe schoenen gegeven geld daar niet voor heeft gebruikt. Zij ontkent verder dat de veiligheidsribbels op de pedaal waren dichtgeslibd met olieachtig vuil.
Het Hof oordeelt als volgt. Wat de schoenen betreft stelt UA zich op het standpunt dat zij aan haar verplichting om voor goed schoeisel te zorgen heeft voldaan indien zij jaarlijks geld aan haar werknemers verstrekt om schoeisel te kopen. Dat standpunt wordt door het Hof niet onderschreven omdat in zo'n geval de keus aan de werknemer wordt gelaten op welke wijze hij dit geld zal besteden en de werkgever er niet zonder meer van mag uitgaan dat de keus zal vallen op veiligheidsschoeisel voor de werkplek. Dit betekent dat UA dus in beginsel zal dienen te bewijzen dat werknemer ten tijde van het ongeval beschikte over werkschoenen met voldoende profiel. Wat de krikpedaal betreft brengt artikel 7A:1614x BW met zich, zoals hiervoor reeds geoordeeld, dat de werkgever, dus UA, ervoor moet zorgen dat deze schoon en droog is bij gebruik zodat zij in beginsel dient te bewijzen dat zij aan deze verplichting heeft voldaan. UA heeft tevens aan haar verplichting uit art. 7A:1614x BW voldaan indien komt vast te staan dat voor dat schoon- en droogmaken ook makkelijk bereikbaar materiaal als bijvoorbeeld papierrollen, beschikbaar is terwijl de werknemers weten dat zij alleen met een schone en droge krikpedaal mogen werken. Het hof merkt hierbij nog op dat de aard en inhoud van het werk van automonteur waarschijnlijk met zich brengt dat door vet, olie en benzine, de krikpedaal meermalen per dag gereinigd zal moeten worden.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de vraag of werknemers weten dat zij alleen met een schone en droge krikpedaal mogen werken en evenmin over de vraag of voor dat schoon- en droogmaken ook makkelijk bereikbaar materiaal als bijvoorbeeld papierrollen, beschikbaar is en evenmin staat vast dat de krikpedaal meermalen per dag schoon en droog gemaakt moet worden. Het antwoord op de eerste vraag is in dit geval niet nodig omdat voldoende vast staat dat werknemer een ervaren monteur is die dus geacht wordt te weten dat hij met een droge en schone krikpedaal moet werken. Het komt het Hof geraden voor om voor het antwoord op de tweede vraag een comparitie van partijen te gelasten. Die zal tevens worden gebruikt om inlichtingen te verkrijgen over de mate waarin die krik wordt gebruikt, de vraag of werknemer de bewuste schoenen (in dezelfde staat) nog in bezit heeft en tot welke conclusie een negatief antwoord op die vraag moet leiden (omdat er dan mogelijk sprake is van door werknemer veroorzaakte bewijsnood aan de zijde van UA), en over de vraag tot hoelang werknemer bij UA heeft gewerkt, op welke wijze hij na het ongeluk nog bij UA heeft gewerkt en wat hij na zijn vertrek bij UA allemaal heeft gedaan en hoe het thans met zijn knie is. Een en ander is mede van belang omdat UA bij pleidooi in hoger beroep heeft aangevoerd dat werknemer thans een goedlopende eigen garage drijft. Tijdens de comparitie kan ook worden gesproken over een mogelijke schikking.
Volgt aanhouding van de zaak.