Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is van 22 april 2003 tot 1 maart 2008 bij De Hypotheker Zwijndrecht in dienst geweest, aanvankelijk als hypotheekadviseur en later als bedrijfsleider. Tussen partijen is verschil van mening ontstaan over de eindafrekening. Volgens eiser heeft hij recht op € 10.000 aan provisiegelden en € 7000 aan vakantiegeld en dertiende maand. De Hypotheker stelt zich op het standpunt dat vakantiegeld en dertiende maand zijn verrekend met werknemer toekomende provisiegelden en betwist voorts de additionele provisievordering.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De bewijslast van het bestaan van provisieafspraken ligt bij werknemer. Werknemer is niet geslaagd in dit bewijs. Deze vordering wordt dehalve afgewezen. De vorderingen op grond van vakantiegeld en dertiende maand liggen wel voor toewijzing gereed nu zij niet worden betwist, er geen zelfstandige vordering is ingediend door De Hypotheker Zwijndrecht, maar slechts een beroep wordt gedaan op verrekening door De Hypotheker Zwijndrecht, en de vordering waarmee wordt verrekend (beweerdelijk teveel betaalde provisie) niet eenvoudig is vast te stellen. Deze vordering gaat immers uit van de veronderstelling dat, nu geen bonusregeling gold van 3,5 % en werknemer ook niet akkoord was gegaan met een nieuwe regeling voor 2007, zonder meer teruggevallen kon worden op de regeling in de arbeidsovereenkomst. Dit betoog faalt. Deze visie verhoudt zich niet met het bepaalde in het persoonlijk jaarplan dat eind 2006 is ondertekend, en waarin wordt aangegeven dat de beloningsstructuur nog duidelijk moet worden. Verder mag uit het enkele feit dat werknemer niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht, niet worden afgeleid dat de 3,5 % regeling dus alleen voor het jaar 2006 is aangegaan; niet valt immers uit te sluiten dat, indien De Hypotheker Zwijndrecht hiervan in het kader van haar tegenvordering bewijs opgedragen zou hebben gekregen, zij evenmin in het bewijs was geslaagd. Aldus is sprake van een situatie waarin (slechts) vast staat dat werknemer over 2006 aanspraak heeft gehad op een bonus van 3,5 % van de kantooromzet, en waarbij de overeenkomst tussen partijen voor de periode daarna een leemte vertoont. De tegenvordering van De Hypotheker Zwijndrecht wegens ten onrechte betaalde voorschotten in 2007 en 2008, is derhalve niet eenvoudig vast te stellen zodat het beroep op verrekening faalt.

  • Wetsartikelen: 6:136 BW
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: Loonvordering en provisievordering werknemer, Bewijslast en Beroep verrekening van werkgever faalt wegens ontbreken gegrondheid vordering