Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is per 11 september 2000 bij werkgever in dienst getreden als munitiezoeker / grondwerker op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het dienstverband is per 1 november 2005 beƫindigd als gevolg van een reorganisatie. In 2001 is werknemer een arbeidsongeval overkomen (val in een put met been). Van dit arbeidsongeval is aantekening gemaakt in het zogenoemde (bijna)ongevalmeldingsformulier. Werknemer heeft zijn werkgever aansprakelijk gehouden voor de schade. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen, omdat werknemer niet zou zijn geslaagd in het aantonen van het causaal verband tussen het ongeval en de schade.

Het hof oordeelt als volgt. Bij de beoordeling van onderhavige zaak dient tot uitgangspunt dat het op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aan de werknemer is te stellen en zonodig te bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. De werknemer dient daartoe te stellen en zonodig aannemelijk te maken dat hij lijdt aan een ziekte of aan gezondheidsklachten welke door de werkomstandigheden kunnen zijn veroorzaakt (vaste rechtspraak, zie o.m. HR 17 november 2000, NJ 2001, 596, HR 23 juni 2006, NJ 2006, 354 en HR 9 januari 2009, LJN BF8875). Onvoldoende is de stelling van werknemer dat hij kon volstaan met verwijzing naar (bijna)ongevalmeldingsformulier. Dit formulier stelt enkel vast dat er een ongeval heeft plaatsgevonden, maar laat in het midden dat daaruit de schade voortvloeit waaraan werknemer lijdt. Alle andere grieven tegen het oordeel van de kantonrechter slagen evenmin. Volgt afwijzing van de vordering van werknemer wegens onvoldoende bewijs.