Naar boven ↑

Rechtspraak

Albert Heijn c.s. heeft, na daartoe verkregen instemming van de respectieve ondernemingsraden, met ingang van 26 januari 2009 voor alle medewerkers met een contract van 48 uur of minder per periode van vier weken (dit zijn de zogenaamde korte parttimers, hierna: KPT-ers) een all-in uurloon ingevoerd. Dit houdt in dat naast het basisuurloon tevens de waarde van de vakantietoeslag, de waarde van de opgebouwde vakantie-uren, de waarde van de opgebouwde ADV-uren en het vaste deel van de winstuitkering wordt uitbetaald. Ten aanzien van de opgebouwde vakantiedagen staat vast dat Albert Heijn c.s. deze in de nieuwe loonbetalingsystematiek standaard uitbetaalt door middel van het all-in uurloon.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is in geschil of zulks in strijd is met de ter zake geldende wettelijke bepalingen. Door Albert Heijn c.s. is voldoende concreet gesteld en door CNV en FNV is niet of niet voldoende betwist dat deze component van het all-in uurloon expliciet als zodanig op elke loonspecificatie vermeld staat (hetgeen eveneens geldt voor de overige bestanddelen van het all-in uurloon.) Voor zover de vakantie reeds genoten is, verzet geen bepaling zich tegen uitbetaling in dezelfde maand in de vorm van een all-in uurloon. Echter voor zover de vakantie nog niet genoten is, kan en mag het opgebouwde vakantierecht niet vervangen worden door een uitbetaling in geld. Daarbij doet niet ter zake of dit als schadevergoeding of ‘uitbetaling van de loonwaarde’ wordt betiteld. De essentie van de vakantieopbouw is dat deze staande het dienstverband ook tijdig genoten dient te kunnen worden. CNV en FNV verzetten zich tegen dit onderdeel van het all-in uurloon, stellende dat met de (vooruit)betaling van salaris over (nog te genieten) vakantiedagen de werknemer het recht ontvalt om naar eigen keuze vrije dagen op te nemen, respectievelijk dit af te dwingen. Desgevraagd heeft Albert Heijn c.s. echter expliciet en onvoorwaardelijk bevestigd dat de uitbetaling van vakantiedagen in het all-in uurloon geheel los staat van de opname van vakantiedagen. Op gelijke wijze heeft zij bevestigd dat zij nog steeds voor iedere KPT-er een vakantieurenregistratie bijhoudt en dat ook deze werknemers onverkort hun rechten behouden om hun vakantie op te nemen. Albert Heijn c.s. heeft daaraan desgevraagd nog toegevoegd dat zij signaleringslijsten opstelt om tijdig te signaleren wie zijn of haar vakantie nog niet of niet voldoende heeft opgenomen, alsmede dat het winkelmanagement toeziet op de daadwerkelijke opname van vakantiedagen. Door middel van interne audits wordt zulks ook gecontroleerd. Door CNV en FNV is onvoldoende concreet gesteld op welke wijze de opname van vakantiedagen conform de wettelijke regeling in gevaar komt door vooruitbetaling van het loon over die vakantiedagen. Nu Albert Heijn c.s. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij effectief toeziet op het daadwerkelijk en tijdig opnemen van vakantiedagen door alle KPT-ers op de wijze als in wet en CAO voorzien, voldoet zij daarmee aan de op haar rustende verplichtingen ten aanzien van het (laten) genieten van vakantie. Het enkele vooruit uitbetalen is, temeer nu het hier gaat om kleine dienstverbanden van gemiddeld slechts enkele uren per week, niet als in strijd met de wet te kwalificeren nu de vakantierechten niet worden vervangen door een bedrag in geld en er geen belemmeringen worden opgeworpen voor het daadwerkelijk genieten van vakantie, waarbij ook - gelet op aard en omvang van de dienstverbanden in casu - dit genieten niet illusoir is gemaakt door het enkele vooruitbetalen van de opgebouwde rechten. Voor zover CNV en FNV zich hebben beroepen op artikel 7 van de richtlijn 93/104/EG stuit dit af op het bepaalde in artikel 15 van die richtlijn, dat een gunstiger regeling toestaat. Daarbij dient vooruitbetaling van salaris in het algemeen als gunstiger beschouwd te worden. Van een door CNV en FNV gestelde (en door de richtlijn bestreden) vervanging van vakantieaanspraken door een uitbetaling in geld is, als geoordeeld, geen sprake. Bovendien is voldaan aan de door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen aan de orde gestelde expliciete aanduiding van de salariscomponent voor opgebouwde vakantierechten.

Ten slotte hebben CNV en FNV gesteld dat vooruitbetaling van de vakantietoeslag per periode in strijd is met de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: WMM), respectievelijk de terzake geldende CAO-bepalingen. Artikel 17 WMM staat afwijking bij CAO toe van het wettelijk voorschrift dat de vakantiebijslag in juni van elk jaar wordt uitbetaald, berekend over het in de twaalf maanden daarvoor genoten salaris. In casu staat tussen partijen vast dat bij CAO is afgeweken van die wettelijke bepaling, zodat strijd met de wet niet aan de orde is nu is voldaan aan de voorwaarde dat uitbetaling ten minste eenmaal per kalenderjaar geschiedt. Gelet op de formulering van artikel 16 lid 1 van de CAO VGL kan niet van een letterlijke interpretatie worden uitgegaan (immers 1/12e deel van 8% van het jaarloon is bepaald minder dan partijen kennelijk beoogd hebben). De verwijzing naar een berekening over voorbije kalendermaanden waarvoor nog geen vakantiebijslag werd ontvangen sluit vooruitbetaling niet uit. Albert Heijn c.s. heeft nadrukkelijk gesteld dat het bepaalde in artikel 16 lid 1 sub b CAO VGL gelezen dient te worden als een aanspraak van de werknemer en niet als een beperking van de vooruitbetalingsmogelijkheid van de werkgever. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, valt niet in te zien dat CNV en FNV bij het opstellen van de CAO bedongen zouden hebben dat de werkgever niet meer dan 1/3e deel van de vakantiebijslag vooruit mag betalen, zodat meer voor de hand ligt aansluiting te zoeken bij de uitleg die Albert Heijn c.s. hier heeft gegeven. Ook het bepaalde in de CAO Distributie dwingt niet tot een restrictieve uitleg als thans door CNV en FNV wordt voorgestaan in die zin dat het de werkgever verboden is om vakantiebijslag vooruit te betalen.

Volgt afwijzing vordering(en).