Rechtspraak
Werkneemster (59 jaar) is op 1 mei 1989 bij Delta in dienst getreden in de functie van Senior Airport Services Agent op de luchthaven Schiphol voor 20 uur per week. De functie omvat de volgende werkzaamheden: inchecken, begeleiden van passagiers naar de gate en werken aan de transferbalie. Op 21 mei 2003 is werkneemster uitgevallen voor haar werkzaamheden in verband met artrose aan haar knie. Zij is tot eind november 2003 volledig arbeidsongeschikt geweest. Op 1 december 2003 heeft werkneemster haar werkzaamheden hervat voor drie dagen van elk vier uur per week. Zij is voornamelijk zittende arbeid gaan verrichten. Delta heeft vanaf 1 januari 2009 de loonbetaling aan werkneemster gestaakt. Werkneemster vordert loon. Zij stelt dat na de hervatting van de werkzaamheden, sprake is van gewijzigde bedongen arbeid waardoor de 104-weken-termijn opnieuw is gaan lopen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat voor het ontstaan van een nieuwe periode van 104 weken als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW in ieder geval is vereist dat de bedongen arbeid na het ontstaan van de ‘eerste’ arbeidsongeschiktheid is gewijzigd. Partijen verschillen van mening over de vraag wat moet worden verstaan onder (wijziging van de) bedongen arbeid. Er is volgens werkneemster reden dit begrip ruim uit te leggen, omdat zij anders zou vallen in het hiaat tussen artikel 39a lid 1 WAO en artikel 7:629 BW. Dat hiaat bestaat doordat artikel 7:629 bij hernieuwde (of toegenomen) arbeidsongeschiktheid geen onderscheid maakt tussen ziekte ten gevolge van dezelfde of een nieuwe oorzaak, terwijl volgens artikel 39a lid 1 WAO alleen een herziening van de WAO-uitkering plaatsvindt indien de hernieuwde (of toegenomen) arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit dezelfde oorzaak als die waarvoor reeds een uitkering wordt genoten. Door deze discrepantie kan de situatie ontstaan dat er na afloop van de 104 weken termijn van artikel 7:629 BW geen recht is op aanpassing van de WAO- uitkering. Werkneemster stelt dat in haar geval sprake is geweest van een wijziging van de bedongen arbeid, omdat (i) zij vanaf december 2003 12 uur (in plaats van 20 uur) per week is gaan werken, terwijl ook haar taak is aangepast, in die zin dat zij geen reizigers meer begeleidt naar de gate, (ii) zij sindsdien geen contact meer heeft gehad met de bedrijfsarts en over een re-integratie in haar oude functie niet is gesproken en (iii) vanaf 1 juni 2004 op haar loonstrook minder loondagen en loonuren staan vermeld en haar salaris is aangepast naar 60%. Uit dit alles blijkt, aldus werkneemster, dat haar arbeidsovereenkomst op essentiële punten (stilzwijgend) is gewijzigd, zodat zij in april 2008 arbeidsongeschikt is geraakt voor de uitoefening van de gewijzigde bedongen arbeid. De kantonrechter oordeelt echter dat van een stilzwijgende wijziging geen sprake is. De door werkneemster genoemde wijziging van haar salaris en veranderingen op haar loonstrook kunnen evenmin steun bieden aan haar stellingname, omdat deze aanpassingen rechtstreeks volgen uit artikel 7:629 lid 5 BW. Volgt afwijzing vordering werkneemster.