Rechtspraak
Werknemer heeft op basis van een arbeidsovereenkomst gewerkt van 18 oktober 2004 tot en met 19 november 2004. In de schriftelijke vastlegging van de arbeidsovereenkomst staat als werkgever vermeld ARC Morgan, gevestigd te Den Haag. Namens ARC Morgan is dit geschrift ondertekend door geïntimeerde 1. Bij deze ondertekening waren aanwezig werknemer, geïntimeerde 1 en geïntimeerde 2. Het overeengekomen bruto maandsalaris bedroeg € 4.500 bruto, exclusief 8% vakantietoeslag, op basis van een 40-urige werkweek. Mondeling is daarnaast overeengekomen dat ARC Morgan 50% zou bijdragen in de ziektekostenverzekering van werknemer. Werknemer heeft op 15 november 2004 een bedrag van € 1.197,25 ontvangen. Deze betaling is verricht door geïntimeerde 2. De omschrijving luidt: “A.R.C. Morgan salary Oct”. De onderneming ARC Morgan is niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in Den Haag. Van rechtspersoonlijkheid van ARC Morgan is niet gebleken. Werknemer vordert betaling van achterstallig loon met vakantiegeld, de gemaakte onkosten, 50% van de premie ziektekosten, buitengerechtelijk incassokosten en proceskosten, de uitbetaling van twee vakantiedagen, alsmede een specificatie van de betaling van 15 november 2004. Ten aanzien van het niet betaalde loon en vakantiegeld vordert werknemer de wettelijke verhoging van 50% ex art. 7:625 BW. De kantonrechter heeft het gevorderde toegewezen, met dien verstande dat hij geen verhoging met 50%, maar met 10% over het niet betaalde loon en vakantiegeld heeft toegewezen en de onkosten heeft afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. ARC Morgan is geen rechtspersoon. De met werknemer gesloten arbeidsovereenkomst is getekend door geïntimeerde 1, niet door geïntimeerde 2. De omstandigheid dat geïntimeerde 2 aanwezig was bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst brengt, op zichzelf beschouwd, niet zonder meer mee dat hij partij bij die overeenkomst was. Feiten of omstandigheden betreffende die bijeenkomst die zulks in dit geval anders zouden kunnen doen maken, zijn gesteld noch gebleken. Geïntimeerde 2 heeft de betaling van 15 november 2004 op eigen naam en van zijn eigen bankrekening gedaan ten behoeve van ARC Morgan. Ingevolge artikel 6:30 BW kan een verbintenis worden nagekomen door een ander dan de schuldenaar. Concrete feiten of omstandigheden waaruit een andere intentie zou kunnen worden afgeleid, zijn gesteld noch gebleken. Deze betaling alleen doet derhalve geen rechtsbetrekkingen ontstaan tussen geïntimeerde 2 en werknemer. De vorderingen ten aanzien van geïntimeerde 2 worden derhalve alsnog afgewezen. Wat de omvang van de loonvordering betreft jegens geïntimeerde 1 oordeelt het hof dat de kantonrechter ten onrechte de wettelijke verhoging heeft gematigd tot 10%. De wettelijke verhoging wordt derhalve op 50% gesteld. Daarnaast acht het hof redelijk dat werknemer aanspraak heeft op de gemaakte onkosten (reis- en verblijfkosten in het buitenland ter zake de bedongen arbeid). Voor het overige worden de vorderingen van werknemer afgewezen.