Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer (statutair directeur) is door de AVA ontslagen omdat werknemer zich schuldig maakte aan het overtreden van een concurrentiebeding en tijdens werktijd een eigen - concurrerende - onderneming oprichtte. Volgens werknemer is het ontslag kennelijk onredelijk omdat hij niet is gehoord conform de eisen van boek 2 BW en de gevolgen van het ontslag te ingrijpend zijn.

Het hof oordeelt als volgt. Schending van de hoorplicht kan, ook indien de statutair directeur na zijn ontslag geen vernietiging van het ontslagbesluit op grond van de bepalingen in boek 2 BW vordert, wel één van de omstandigheden vormen die een rol spelen bij de vraag of het gegeven ontslag in arbeidsrechtelijke zin kennelijk onredelijk is (zie HR 18 april 1997, NJ 1997, 609). De rechtbank heeft dit in algemene zin ook verwoord in alinea 4 van het tussenvonnis van 24 januari 2007. Van een ‘niet-horen’ als bedoeld in genoemd arrest is in het onderhavige geval geen sprake geweest. [appellant] en zijn toenmalige advocaat zijn bij brief van 17 januari 2006 resp. 18 januari 2006 tijdig opgeroepen voor de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) welke op 23 januari 2006 gehouden zou worden en waar zijn ontslag besproken zou worden. Het hof heeft hierbij betrokken dat werknemer al sinds 17 november 2005 was geschorst, hij in verband met het conflict met Technica voorzien was van juridische bijstand door een advocaat die ook al contact had gehad met de advocaat van Technica. Aanvankelijk heeft de advocaat van werknemer ook bericht aanwezig te zullen zijn bij de AVA van 23 januari 2006. Dat werknemer toen dusdanig ziek was dat hij niet in staat geacht moest worden (al dan niet bijgestaan door zijn advocaat) die vergadering bij te wonen is, gelet op hetgeen Technica, onderbouwd met de brief van de bedrijfsarts als verweer daartegen heeft aangevoerd, onvoldoende gespecificeerd gesteld en blijkt in ieder geval niet uit de informatie van de bedrijfsarts. Dat Technica op dat moment -23 januari 2006- nog niet over deze gegevens beschikte doet daaraan niet af. Aldus is geen sprake van een ‘niet-horen’ van werknemer dat dient te worden meegenomen in de beoordeling van de vraag of (mede) op grond daarvan het gegeven ontslag als kennelijk onredelijk dient te worden aangemerkt. Dat werknemer bij de AVA van 23 januari 2006 niet aanwezig was kan op grond van het bovenstaande niet aan Technica worden toegerekend. De rechtbank heeft dan ook op juiste gronden aan deze omstandigheid in het kader van de toetsing van de eventuele kennelijke onredelijkheid van het ontslag geen zelfstandige betekenis toegekend.

Ook de overig aangevoerde omstandigheden leiden niet tot de conclusie dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Volgt bekrachtiging vonnis rechtbank.