Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is op 17 juli 2006 bij Kreuze in dienst getreden in de functie van accountmanager. Met ingang van 1 januari 2007 is werknemer gepromoveerd tot senior accountmanager. Op deze arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding van toepassing. Op 23 december 2008 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst met Kreuze opgezegd tegen 1 februari 2009. Bij schrijven van 24 december 2008 heeft Kreuze aan werknemer meegedeeld de opzegging te aanvaarden en dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen op 31 januari 2009. Kreuze heeft werknemer daarbij gewezen op het concurrentiebeding en het relatiebeding en dat Kreuze werknemer aan die bedingen zal houden nu werknemer bij een volle concurrent van Kreuze aan het werk gaat (Finntax). Werknemer vordert schorsing van het concurrentiebeding. Volgens werknemer zijn de toekomstperspectieven bij Finntax aanzienlijk beter dan bij Kreuze. Volgens Kreuze probeert Finntax in Zuid-Holland een vestiging te openen met drie (ex-)werknemers van Keuze. Hij heeft derhalve alle belang bij handhaving van het concurrentiebeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter stelt voorop dat het grondwettelijk gewaarborgde recht van de werknemer op vrijheid van arbeidskeuze slechts kan worden beperkt door middel van het overeenkomen van een concurrentiebeding in het geval de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij bescherming door dat beding. Een dergelijk belang kan zijn gelegen in het voorkomen van een situatie dat met de indiensttreding van de werknemer bij een concurrerende onderneming die onderneming een ongerechtvaardigd voordeel verkrijgt ten laste van het bedrijfsdebiet van de werkgever. Volgens werknemer doet zich een dergelijke situatie niet voor. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter gaat dat standpunt van werknemer echter niet op. Uit de stukken en uit hetgeen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling over en weer naar voren is gebracht is voorshands in voldoende mate aannemelijk geworden dat Kreuze en Finntax in dezelfde branche opereren en dat zij derhalve als directe concurrenten moeten worden beschouwd. Daarbij speelt mede een rol dat het geografisch gebied in Nederland waarin Kreuze opereert - volgens werknemer is Kreuze buiten Zuid-Limburg nauwelijks actief - kleiner is dan het geografisch gebied in Nederland waarin Finntax opereert en voorts dat onweersproken is gesteld dat werknemer en zijn collega's (zie AR 2009-221 en AR 2009-222) als “zwaargewichten” worden aangemerkt wat betreft hun kennis en expertise in hun vakgebied. Kreuze heeft derhalve alle belang bij bescherming van haar marktpositie in Zuid-Nederland. De door werknemer gevorderde vergoeding om Kreuze te veroordelen om voor zo lang zij hem na 1 februari 2009 aan het (non-)concurrentiebeding houdt, een bedrag van € 3.000,00 bruto per maand te betalen, wijst de kantonrechter af. Werknemer heeft zich wel op het standpunt gesteld dat het dienstverband bij Finntax een aanzienlijke positieverbetering betekent, maar enig concreet financieel gegeven daarover heeft werknemer niet naar voren gebracht.

Volgt afwijzing vordering.