Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is op 1 juni 2001 op grond van arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in dienst getreden van de rechtsvoorgangster van HSPro. Laatstelijk heeft hij de functie vervuld van “Project Engineer” tegen een loon van € 3.585,06 bruto per vier weken, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. De arbeidsovereenkomst is op 31 juli 2006 beëindigd. Werknemer vordert onder meer uitbetaling van niet genoten vakantiedagen. Hij heeft ter onderbouwing van zijn vordering aangevoerd dat hij in de looptijd van zijn (inmiddels beëindigde) arbeidsovereenkomst meer vakantie- en/of verlofdagen heeft opgebouwd dan blijkt uit de verlofadministratie van HSPro. Hij beroept zich daarvoor op de in hoofdstuk 13 van de (bij het tekenen van de arbeidsovereenkomst ter hand gestelde) personeelsgids opgenomen bijzondere verlofregelingen. Werknemer is dan ook van mening dat aan hem bij de eindafrekening te weinig vakantie- en/of verlofdagen zijn uitbetaald. De personeelsgids die door werknemer is overgelegd, kan volgens HSPro niet als uitgangspunt worden genomen, omdat vanaf 2001 de in hoofdstuk 13 opgenomen regeling is gewijzigd. Vóór 2001 gold bij HSPro de regeling waarbij extra verlof kon worden opgebouwd “vanaf zeven dagen”. “Vanaf 2001” is deze regeling gewijzigd met als uitgangspunt een extra verlofopbouw “vanaf vijf dagen”. In de eerste uitgave van de personeelsgids in 2001 is volgens HSPro een omissie geslopen. Deze omissie is echter in hetzelfde jaar gecorrigeerd door middel van het uitbrengen van een aanvulling.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In de door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst wordt (in relatie tot de extra verlofregeling) verwezen naar “de personeelsgids”. Gelet op de gebruikte bewoordingen gaat de kantonrechter ervan uit dat hiermee bedoeld wordt de personeelsgids die werknemer bij het ondertekenen van zijn arbeidsovereenkomst overhandigd heeft gekregen. Niets duidt er immers op dat ook alle volgende personeelsgidsen geïncorporeerd zijn (en dus kunnen worden toegepast). Derhalve moet worden uitgegaan van de tekst die is opgenomen in de door werknemer overgelegde uitgave van de personeelsgids. Zoals een en ander in voornoemde uitgave is verwoord, is er sprake van een innerlijke tegenstrijdigheid in de regeling. In de tweede alinea staat immers omschreven dat na één jaar dienstverband recht op zeven dagen extra verlof ontstaat in het opvolgende jaar mits er geen ziekteverzuim is geweest, terwijl in de tabel van de opbouw van extra verlof staat dat na één jaar vijf extra verlofdagen zijn opgebouwd. De kantonrechter oordeelt echter dat het werknemer duidelijk moet zijn geweest dat sprake was van vijf (en niet zeven) extra verlofdagen. Een andere uitleg zou tevens leiden tot ongerechtvaardigde bevoordeling van werknemer ten opzichte van andere werknemers. De vordering wordt derhalve afgewezen.