Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is op 8 februari 1993 bij de rechtsvoorgangster van National Oilwell Netherlands BV (hierna: NOV), Technische Handelsonderneming Démij B.V. (hierna: Démij) in dienst getreden in de functie van magazijnmedewerker tegen een salaris van (destijds) ƒ 2.163,20 bruto per maand. Zijn taken bestonden uit het ontvangen van bestellingen, contact opnemen met leveranciers indien de geleverde goederen niet conform de bestellingen waren, geleverde goederen inventariseren, controleren en doorgeven aan de administratie en orders picken. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst stond een concurrentiebeding opgenomen. In 1995 is werknemer benoemd tot hoofd magazijn, in 1997 tot junior inkoper en in 1998 tot hoofd inkoop. In 2000 is Démij overgenomen door NOV, een bedrijf dat zich bezighoudt met de distributie van machine- en motoronderdelen en andere artikelen voor de petrochemische, maritieme en olie-/gasindustrie. Bij NOV is in 2006 opnieuw zijn functie gewijzigd. In die laatste functie is werknemer (gedeeltelijk) verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken bij NOV en maakt hij deel uit van het management team van NOV.In 2008 start werknemer zijn eigen onderneming. Centraal staat de vraag of het in 1994 overeengekomen concurrentiebeding nog van kracht is.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen staat vast dat werknemer zich ten tijde van het aangaan van het concurrentiebeding uitsluitend bezig hield met werkzaamheden die samenhingen met zijn functie als magazijnmedewerker. NOV kan niet worden gevolgd in haar redenering dat de wijzigingen in de werkzaamheden en verantwoordelijkheden van werknemer in de lijn der verwachtingen lagen. Hoewel dit laatste mogelijkerwijs kan worden gezegd over de ontwikkeling die de werkzaamheden van werknemer hebben doorgemaakt vanaf het moment dat hij de functie van junior inkoper ging bekleden, is er geen enkele aanwijzing dat het voor werknemer, op het moment dat hij het concurrentiebeding aanvaardde, redelijkerwijze was te voorzien dat hij op zeker moment de functie van hoofd inkoop/store manager zou gaan bekleden. Feiten en omstandigheden op grond waarvan werknemer bij de aanvang van zijn dienstverband met Démij had moeten of kunnen begrijpen dat een dergelijke loopbaan voor hem in het verschiet lag, zijn gesteld noch gebleken. Er is derhalve sprake van een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer genoegzaam heeft aangetoond dat handhaving van het beding op de wijze zoals door de werkgever gevorderd, voor hem een belemmering vormt om binnen het specifieke vakgebied waarin hij vanaf zijn 23e jaar werkzaam is geweest, een nieuwe, gelijkwaardige werkkring in loondienst te vinden of als zelfstandig ondernemer daarin te opereren. Het concurrentiebeding is daarom aanmerkelijk zwaarder op werknemer gaan drukken vanaf het moment dat hij, naar hij onbetwist heeft gesteld, geen werkzaamheden meer verrichtte die uit zijn functie van magazijnmedewerker voortvloeiden. Het enkele feit dat werknemer in de aanpassing van zijn overeenkomst in 2006 heeft getekend voor de clausule “voor de rest blijft alles zoals eerder bepaald”, brengt niet met zich dat het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk is overeengekomen.