Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer (27 jaar) is op 12 februari 2007 bij Welten in dienst getreden als detacheringspecialist voor de duur van één jaar. Op 31 januari 2008 is dat contract verlengd voor één jaar met mogelijkheid van tussentijdse opzegging. Werknemer heeft bij de verlenging een nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend. In deze tweede arbeidsovereenkomst staan een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Bij brief van 25 april 2008 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst met Welten opgezegd per 30 mei 2008. Op 1 juni 2008 is zij in dienst getreden van NIG Midoffice B.V. te Bussum (hierna: NIG), een concurrent van Welten, die evenals Welten personeel detacheert bij banken en verzekeringsinstellingen in Nederland. Vanaf 4 februari 2008 tot aan de einddatum van haar arbeidsovereenkomst met Welten heeft werknemer gewerkt als adviseur particulieren bij de Rabobank Amstel en Vecht. Daarna is zij in dezelfde functie en bij dezelfde Rabobank werkzaam gebleven via NIG. Welten vordert een verklaring voor recht dat werknemer in strijd heeft gehandeld met het concurrentie- en relatiebeding, veroordeling van werknemer haar werkzaamheden voor de concurrent gestaakt te houden gedurende de geldigheid van het beding op straffe van een dwangsom en veroordeling van werknemer tot betaling van € 39.500 ten titel van verbeurde boetes.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In deze procedure ligt, naar de kern genomen, de vraag voor of het belang van werknemer bij een vrije keuze van arbeid dient te wijken voor de door Welten gestelde belangen bij onverkorte handhaving van de bedingen. De kantonrechter stelt in dit verband voorop dat de wetgever met het bepaalde in artikel 7:653 lid 2 BW heeft beoogd dat de rechter, in aanmerking nemende dát voor een ieder geldende recht op vrije keuze van arbeid, een onbevooroordeelde afweging van de belangen van werkgever en werknemer doet. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat werknemer haar positie door in dienst te treden van NIG heeft kunnen verbeteren. Zij ging aanmerkelijk meer verdienen en haar carrièrekansen werden vergroot omdat NIG haar in staat stelde de opleiding tot hypotheekadviseur te volgen. Daar komt bij dat de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Welten slechts voor bepaalde tijd, te weten tot 31 januari 2009, gold. Daarmee is het belang dat werknemer had om in dienst van NIG te kunnen treden gegeven. De kantonrechter verwerpt de stelling van Welten dat werknemer beschikt over vitale bedrijfsinformatie van Welten, waarvan NIG gebruik zou kunnen maken indien werknemer bij NIG in dienst zou treden/blijven. Als niet weersproken staat vast dat werknemer bij Welten in dienst was als medewerkster in het bank- en verzekeringswezen met de uitsluitende bedoeling van Welten om haar te detacheren bij opdrachtgevers in de bedoelde branche. Vaststaat dat werknemer zich op geen enkele wijze zelf bezighield met dat wat als de kernactiviteit van Welten kan worden gezien, het detacheren van medewerkers. De kennis waarover werknemer zou beschikken volgens Welten is kennis die aan alle personeelsleden beschikbaar wordt gesteld. Gesteld noch gebleken is dat werknemer daarnaast over informatie beschikt die van vertrouwelijke aard is en slechts in beperkte kring wordt verspreid. Vaststaat dat veel werknemers van Welten in dienst van NIG zijn getreden. Ook die werknemers beschikken dus over de informatie waarop Welten het oog heeft. Welten heeft daarom naar het oordeel van de kantonrechter op dit punt geen rechtens te respecteren belang. Hetzelfde geldt voor het relatiebeding.

Volgt afwijzing van de vorderingen van Welten.