Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is van 1 december 1971 tot aan zijn pensionering op 1 februari 2005 bij Metso in dienst geweest. Onderdeel van de arbeidsovereenkomst was een pensioenvoorziening, die door Metso was ondergebracht bij Nationale Nederlanden Levensverzekering Mij N.V. (hierna: NN). Per 1 januari 2002 is de pensioenovereenkomst tussen Metso en NN beëindigd. Vanaf die datum werd voor werknemer een pensioen, alsmede een nabestaandenpensioen, opgebouwd bij het Pensioenfonds voor Metaal en Techniek (hierna: PMT). Deze pensioenregeling bij NN voorzag in een nabestaande pensioen voor de partner van werknemer op basis van een risicopensioen (dat tot uitkering overgaat indien werknemer voor 65ste levensjaar komt te overlijden). Werknemer verkeerde echter jarenlang in de veronderstelling dat het nabestaande pensioen ook tot uitkering zou komen bij overlijden na het 65ste levensjaar. Werknemer vordert samen met zijn partner veroordeling van Metso om voor de partner van werknemer een geïndexeerde nabestaandenvoorziening te treffen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen van de werknemer voor het geval de werknemer (na zijn 65ste jaar) overlijdt. De werknemer c.s. stelt zich op het standpunt dat de werkgever zich niet als goed werkgever heeft gedragen door op vragen van werknemer te antwoorden dat ‘het wel goed zat met zijn pensioen’. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Wanneer een werknemer kort (een paar jaar) voor zijn pensionering bij zijn werkgever komt vragen of zijn pensioen - waaronder een nabestaandenpensioen - goed geregeld is, ligt het naar uit goed werkgeverschap bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voortvloeit op de weg van de werkgever om ervoor te zorgen dat deze - binnen redelijke grenzen - maatregelen neemt ter voorkoming van misverstand over de betekenis van de door hem gebezigde uitdrukkingen. Immers, de werkgever moet er dan - ook zonder dat de werknemer dat met zoveel woorden aangeeft - mee rekening houden dat de zorg omtrent een nabestaandenpensioen niet is beperkt tot de situatie bij overlijden vóór de pensioendatum, maar mede - of zelfs: vooral - betrekking heeft op de situatie nadien. Als de werkgever dan niet voldoende concreet op de hoogte is van de inhoud van de - van de arbeidsvoorwaarden deel uitmakende - pensioenregeling, moet deze zich zoveel mogelijk onthouden van enige geruststellende uitlating/gedrag en bijvoorbeeld - heel eenvoudig - verwijzen naar de inhoud van het reglement. In dit geval was er in ieder geval naar aanleiding van de werknemers vraag over de juistheid van het verzekerde nabestaandenpensioen - zeker toen hij zich geschrokken toonde over de beperkte omvang van het (naar achteraf bleek foutieve) weduwenpensioen - alle reden geweest om ofwel te verwijzen naar het reglement ofwel om duidelijk te maken dat men niet concreet op de hoogte was van de inhoud van de betreffende regeling. Immers, er was geen enkele reden voor de werknemer om niet te schrikken: er zou in het geheel geen nabestaandenpensioen tot uikering komen. Anders gezegd: Metso had maatregelen moeten nemen (actief dus) om te voorkomen dat de werknemer er ten onrechte van uitging dat zijn pensioen, waaronder het nabestaandenpensioen, “goed geregeld” was. Omdat van werknemer verwacht mag worden zelfstandig onderzoek te verrichten acht het hof Metso voor een derde aansprakelijk voor de schade.

Het hof houdt de beslissing aan om te partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te treffen ten aanzien van een nog af te sluiten koopsompolis.