Rechtspraak
Werkneemster (58 jaar) is op 1 december 1997 als zogenoemde banenpooler voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de Stichting Nieuwe Banen Rotterdam Werkt. De arbeidsovereenkomst is aangegaan met het doel dat werkneemster op detacheringsbasis arbeid gaat verrichten bij een opdrachtgever in de collectieve sector. Nadien is werkneemster in dienst getreden bij de gemeente Rotterdam. De gemeente heeft de arbeidsovereenkomst met werkneemster per 1 juni 2005 opgezegd. Als redenen heeft de gemeente aangevoerd dat door de toedoen van werkneemster sinds 1998 meermalen detacheringsovereenkomsten zijn beƫindigd, werkneemster niet wil meewerken aan een succesvolle re-integratie en ten slotte haar medewerking aan een WSW-indicatie heeft onthouden. Deze ontslaggronden hebben het UWV aanleiding gegeven werkneemster verwijtbaar werkloos te verklaren. Volgens werkneemster is de opzegging kennelijk onredelijk. Volgens haar zijn de aangevoerde redenen onjuist (vals) en de gevolgen van het ontslag te ingrijpend. Zij vordert primair herstel van het dienstverband en subsidiair een schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vorderingen van werkneemster afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Van een voorgewende of valse reden is naar het oordeel van het hof geen sprake. Uit de diverse brieven komt een consistent beeld naar voren, dat uiteindelijk ook is bevestigd in de arbeidskundige rapportage van de Arbo Unie, te weten dat werkneemster door haar houding en gedrag onbemiddelbaar is voor een reguliere plaatsing. Met betrekking tot het gevolgencriterium verwijst het hof naar zijn op 14 oktober 2008 en op 20 januari 2009 gewezen arresten (LJN BF7002, BF6720, BF6790, BF6960, BF7077, BF8122, BF8136 en BH0254) in zaken waarin vergoedingen gevorderd zijn op grond van kennelijk onredelijk ontslag. In deze arresten wordt overwogen dat het hof voortaan zal uitgaan van, kort gezegd, de uitkomst van de kantonrechtersformule, verminderd met 30%. Daarbij wordt door middel van de C-factor van de kantonrechtersformule rekening gehouden met voor de hoogte van de vergoeding relevante omstandigheden. In casu wordt de C-factor op nul gesteld, omdat de gemeente voldoende heeft gedaan om werkneemster geplaatst te krijgen en dat de reden van beƫindiging van de arbeidsovereenkomst geheel aan werkneemster is te wijten, dan wel in haar risicosfeer ligt. Dit brengt met zich dat het ontslag zonder vergoeding in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van het hof evenmin kennelijk onredelijk is met een beroep op het gevolgencriterium.
Volgt bekrachtiging vonnis kantonrechter.