Rechtspraak
Werkneemster is op 1 februari 2001 in dienst getreden van Inzet Uitzendburo B.V. als vestigingsmedewerker A. In september 2008 hebben gesprekken plaatsgevonden over beëindiging van de arbeidsovereenkomst van werkneemster nadat zij op haar functioneren was aangesproken (het niet verrichten van acquisitiewerkzaamheden). Werkneemster heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat bij terugkeer naar het werk, haar functie eenzijdig is gewijzigd. De acquisitiewerkzaamheden vormden nooit feitelijk onderdeel van haar ‘bedongen arbeid’. Zij heeft zich vervolgens ziek gemeld. Werkneemster voert aan dat Inzet geen actie heeft ondernomen om een gesprek aan te gaan, ondanks verzoeken van haar en de Arbodienst daartoe. Inzet betwist dit standpunt en voert aan dat werkneemster niet bereid is gebleken op uitnodigingen voor een gesprek in te gaan. Op aanraden van de Arbodienst is mediation beproefd, zonder resultaat. Op 21 november 2008 heeft werkneemster ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht met toekenning van een vergoeding op basis van de oude kantonrechtersformule met C=2. Als grond daartoe voert werkneemster aan dat Inzet op onredelijke wijze een beëindiging van de arbeidsovereenkomst tracht te forceren en werkneemster thans probeert weg te pesten. Inzet stelt zich op het standpunt dan werkneemster al geruime tijd niet goed functioneerde en weigerde de volgens de CAO voorgeschreven cursus te volgen die voor haar functie noodzakelijk was. Omdat werkneemster de bedongen arbeid weigerde uit te oefenen, was Inzet genoodzaakt maatregelen te treffen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is genoegzaam gebleken dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. De arbeidsovereenkomst zal derhalve per 1 maart 2009 worden ontbonden. Centraal staat enkel nog de vraag naar de omvang van de vergoeding. Volgens de kantonrechter heeft Inzet werkneemster pas in 2008 voor het eerst verweten geen acquisitiewerkzaamheden te verrichten, terwijl werkneemster in de voorgaande jaren steeds als ‘goed’ werd beoordeeld. Het feit dat geen cursussen zijn gevolgd, acht de kantonrechter in dit geval voor rekening van werkgever komen. Ook de passieve houding van Inzet tijdens de ziekteperiode van werkneemster komt voor Inzets rekening. Anders dan werkneemster meent, is geen sprake van ‘wegpesten’. Alle omstandigheden in acht genomen (verwijtbaarheid werkgever, lange periode van loondoorbetaling zonder arbeid, passieve houding werkneemster zoeken van ander werk) acht de kantonrechter een vergoeding van € 9.000 (C=0,5). Overwogen wordt dat bij de hoogte van de vergoeding de kantonrechter ervan uit gaat dat werkneemster niet aan het concurrentiebeding wordt gehouden.