Rechtspraak
Werknemer is op 6 augustus 1990 bij (de rechtsvoorganger van) De Wolff in dienst getreden als metaalbewerker. De Wolff verkoopt, bouwt en onderhoudt windmolens. De Wolff heeft contracten met fabrikanten als (voorheen) Nordtank, Neg Micon en Vestas (thans allen opgegaan in Vestas) en is als enige in Nederland door de fabrikanten gemachtigd om binnen de 5-jaars garantietermijn de service en het onderhoud te verzorgen. Na de 5-jaars garantietermijn kunnen de klanten zelf kiezen door wie zij de service en het onderhoud laten doen. Op deze markt begeven zich zowel De Wolff als GES (Green Energie Services). In 1996 heeft werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst getekend, met de functieomschrijving “service en onderhoudsleider”. In deze arbeidsovereenkomst is tevens een concurrentiebeding opgenomen. In 1996 bestonden de werkzaamheden van werknemer voornamelijk uit onderhoud van windmolens. In 2003/2004 verrichtte werknemer uitsluitend nog opbouwwerkzaamheden. Op 23 januari 2008 zegt werknemer de arbeidsovereenkomst tegen 1 april 2008 op om in dienst te treden bij GES. De Wolff heeft werknemer onmiddellijk op non-actief gesteld wegens diens voornemen tot overtreding van het concurrentiebeding. Werknemer heeft bij de voorzieningenrechter gevorderd het concurrentiebeding ongeldig te verklaren, dan wel te vernietigen. De voorzieningenrechter de vorderingen opgevat als verzoek tot schorsing en het concurrentiebeding tot 6 maanden vanaf 1 april 2008 geschorst. De Wolff heeft tegen dit oordeel hoger beroep ingesteld.
Het hof oordeelt als volgt. Met betrekking tot de grief dat de voorzieningenrechter ten onrechte de vordering tot het geven van een verklaring voor recht en tenietdoening van het non-concurrentiebeding heeft geconverteerd naar een vordering tot schorsing van het non-concurrentiebeding, oordeelt het hof dat deze grief faalt, nu het mindere (de schorsing) in het meerdere (de verklaring voor recht en de vernietiging) lag besloten. De Wolff heeft voorts bezwaar gemaakt tegen de door de voorzieningenrechter gemaakt belangenafweging. Het hof oordeelt dat De Wolff onvoldoende heeft aangetoond dat werknemer over bedrijfsspecifieke kennis beschikt, dat werknemer aanzienlijke carrièreverbeteringen bij GES ondervindt, dat de investeringen in werknemer door De Wolff ruimschoots zijn terugverdiend en dat het wegvallen van een ervaren kracht geen reden is het concurrentiebeding niet te schorsen.
Volgt bekrachtiging vonnis voorzieningenrechter.