Rechtspraak
Geïntimeerde heeft de oprichters van Orange Elephant bv i.o. hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor niet uitbetalen van salaris. Volgens geïntimeerde is sprake van een arbeidsovereenkomst en beroept zich daarbij op een arbeidscontract. Appellant stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar van een samenwerkingsovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van geïntimeerde toegewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Bij de beoordeling van bovenbedoelde vraag moet worden vooropgesteld dat partijen die een overeenkomst sluiten welke strekt tot het verrichten van werk tegen betaling, deze overeenkomst op verschillende wijzen kunnen inrichten, en dat wat tussen hen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeen bij het sluiten van de overeenkomst aan partijen voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Aan de hand van de op deze wijze vastgestelde inhoud van de overeenkomst kan de rechter vervolgens bepalen of de overeenkomst behoort tot een van de in de wet geregelde bijzondere overeenkomsten (HR 14 november 1997, NJ 1998, 149). Daarbij is niet één element van de overeenkomst beslissend, maar komt het aan op een waardering van de feitelijk bestaande omstandigheden in hun onderlinge verhouding. Bezien in dit licht is het enkele bestaan van een arbeidscontract op zichzelf onvoldoende om reeds daaruit af te kunnen leiden dat de tussen partijen gesloten overeenkomst als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW moet worden aangemerkt. Van de dwingende bewijskracht van het onderhavige contract staat bovendien tegenbewijs open, zoals ook de kantonrechter oordeelde. Naar het oordeel van het hof is appellant niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs. Het hof voegt hieraan ten overvloede nog toe dat het contract en het bepaalde in artikel 7:610a BW het weerlegbare vermoeden geven van het bestaan van een arbeidsovereenkomst, welk vermoeden in de verklaringen van de aan de zijde van appellant gehoorde getuigen onvoldoende wordt weerlegd. Dit komt voor risico van degene die als werkgever moet worden aangemerkt, in casu de appellant.